7
wij ten 5 u. 30 's avonds tot de teleurstellende ontdekking, dat
wij in de Aloeë wegens watervallen en loodrechte wanden
noch vóór-, noch achteruit konden en ter plaatse geen gelegen
heid was om te bivakeeren. Zelfs hout ontbrak, zoodat wij een
kouden nacht doorbrachten, zittende op de steenen zonder vuur
of tenten, hongerig en in een zacht motregentje.
Bij het aanbreken van den dag klommen wij met veel moeite
weer langs de rotsen naar boven, hetgeen ons 3 uur kostte en
gelukkig zonder ongevallen afliep. Aan eene andere Poetjo van
de Aloeë Leuboej bivak betrokken ten 2 uur n.m.
Den 2 5 sten April werd door het terrein gekapt naar het pad
over den Poetjo Toedong en over dezen tjot neergedaald in de
Aloeë Palong, waar wij om 7 u n.m. bivak betrokken.
Den 26sten April werd gemarcheerd naar de Kr. Sikoeléh,
(O. bronrivier) en aldaar tegen den laten avond een op den r.
oever aan de Poetjo van eene zij-Aloeë gelegen ladang bereikt,
alwaar nog een kleine hoeveelheid katella aanwezig was; hier
werd den 27sten een rustdag gehouden.
De ladang was aangelegd door de bende van Keutjhi Maka,
doch was ook aan Peutoea Gam bekend.
Daar de als gids meegenomen Atjeher (Si Dirih) verklaarde,
dat de ladangs van Peutoea Gam aan eene andere Kr. Sikoeléh
gelegen waren, vermoedden wij dat hij de W. bronriver van de
Kr. Sikoeléh bedoelde. De wd. Oeléëbalang van Tangsé, die de
patrouille vergezelde, kende den weg daarheen, waarop den
28sten April langs de Kr. Sikoeléh stroomafwaarts werd gemar
cheerd en 's avonds bivak werd betrokken aan den ingang van
het pad naar de W. bronrivier der Kr. Sikoeléh.
Den 29sten April werd in hoofdzakelijk W. richting gemar
cheerd naar de 2e bronrivier van de Kr. Sikoeléh, die ten 3 u.
n.m. werd bereikt, iets ten Z. van de (op de kaart voorkomende)
Aloeë Brieueng. Doch de gids verklaarde, dat wij voor de ladang
van Peutoea Gam zeker meer benedenstrooms moesten zijn, daar
de rivier daar veel breeder was. Zoo marcheerde ik dienzelfden
middag de Kr. Sikoeléh nog stroomafwaarts, hetgeen met zeer
veel bezwaren gepaard ging, daar de rivier zelf ter plaatse lood
rechte wanden heeft. Wij marcheerden door de tjotten op den
r. oever, die dicht begroeid zijn met bamboe boeloh, zoodat wij