echter met het povere resultaat, dat slechts een van hen licht
gewond werd. Eensdeels is dit te wijten aan de haast waarmede
werd geschoten, anderdeels aan de positie der schutters (lager
dan de in het geboomte van de helling halfverscholen Atjehers).
Zoo snel mogelijk werd met de weder verzamelde troep
doorgemarcheerd, doch toen wij na 1 uur in de vijandelij
ke schuilplaats aankwamen, bleek het doel van het uitzetten
der wachtpost bereikt. De schuilplaats, bestaande uit 7 reeds
voltooide en 2 in aanbouw zijnde hutten, was geheel verlaten
en zelfs had de vijand blijkbaar den tijd gehad om zijne in
den grond begraven zaken van waarde op te graven en zijne
sporen te verbergen, waarbij de groote droogte hem te hulp
kwam. Na een oogenblik te hebben gerust en den troep ge
legenheid te hebben gegeven om te eten, begaf ik mij met
de 4 beste spoorzoekers het terrein in om te trachten 's vijands
vluchtrichting uit te vorschen. In de onmiddellijke nabijheid
van zulk eene schuilplaats is het altijd ondoenlijk sporen te
vinden, daar het in het terrein om de hutten krioelt van spo
ren van ouden en nieuwen datum. Men is dus genoodzaakt
een wijden boog om de schuilplaats te beschrijven en te trach
ten op eenigen afstand de sporen weer terug te vinden.
Aldus ging ik op heden te werk, doch kon dien dag
slechts de O. en Z. zijde van de tjottenreeks afzoeken. Sporen
werden niet ontdekt, doch ik veronderstelde de mogelijkheid,
dat de bende één voor één in verschillende richtingen was ver
dwenen, om op een vooraf afgesproken punt te verzamelen.
Tegen den avond keerden wij vermoeid van het vruchteloos
zoeken naar de schuilplaats terug en bivakeerden aldaar. In
den nacht viel een stortregen, die mij alle hoop benam do
nauw merkbare sporen weer terug te vinden. Den volgenden
dag werd op dezelfde wijze als gisteren beproefd de sporen
der vluchtenden terug te vinden door het beschrijven van een
grooten kring in N. en W. richting om de schuilplaats heen.
Alles was tevergeefs, wij vonden geene sporen en bivakeerden
opnieuw een nacht in de koude schuilplaats.
Daar het den vorigen dag en den daarop volgenden nacht
weer zwaar geregend had, gaf ik voor goed de hoop op van
uit de schuilplaats nog de sporen terug te vinden. Ik besloot
20