28
wij ten 5 u. n. m. een 4 tal hoopjes bladeren op den grond
-uitgespreid, bij een 3-sprong van wegen de standplaats van
de post, die, indien de ladangbewoners onvoldoende waakzaam
waren, voor de veiligheid had moeten zorgen, doch blijkbaar
in verband met het vergevorderde uur was ingerukt. Door-
marcheerende begonnen wij een helling af te dalen, totdat
plotseling ten 5 u. 30 n. m. stemmen gehoord werden en wij
kwamen te staan voor een aan alle zijden door tjotten omringd
stuk opengekapt bosch, aan den O. rand waarvan, op een afstand
van 600 M. aan den voet der tegenover ons liggende tjot
ten, de schuilplaats van de bende zichtbaar was. Wij konden
echter niet ongezien de helling afdalen, zoodat ik door een
zestal uitgelezen marechaussees onder bevel van den Amb.
mar. Nussy No. 40434 eene omtrekking liet verrichten.
De order luidde dat de omtrekkende afdeeling zou trachten
achter de schuilplaats te komen, waarop indien ze zich vertoon
de, de bende zeer zeker over het opengekapte stuk bosch (waar
men de boomen als versperring had laten liggen) in onze
richting moest vluchten, en dan door de brigades volkomen
kon worden omvat.
De opdracht der omtrekkende afdeeling was niet zonder ge
vaar; zij toch zoude de spits moeten afbijten. In verband met
het vergevorderde uur en de moeilijk begaanbare tjotten kon
de afdeeling niet te groot worden, doch koos ik de beste en
snelste marechaussée's er voor uit.
Tot zooverre was dus alles prachtig afgeloopen en reeds ver
wachtte ik de totale vernietiging der bende, toen een ongelukkig
toeval het succès van den dag kwam bederven. Dit toeval
trad op in den persoon van een met pedang gewapenden Atjeher,
die over de ladang loopende, het pad begon op te klimmen,
vermoedelijk om iets uit het bosch te halen. Daar de man
absoluut geen argwaan had, gaf ik snel den Eur. sergt Molier
Alg. Stamb. No. 54687 en den Amb. mar. Enoch Alg. Stamb.
No. 67244, twee zeer vertrouwde militairen, den last om den
man met den klewang neer te slaan toen een paar achter mij
(en dus hooger dan ik) op de helling zittende marechaussée's
die ik niet had kunnen waarschuwen, den man zagen, en zeker
in de meening dat wij dien man niet hadden gezien, uit ze-