nuwachtigheid een paar schoten losten op den man, die daarop de helling aftuimelde. Dit geschiedde, voordat de omtrekkende afdeeling het bosch achter de schuilplaats uit was gekomen, en was voldoende om het succès totaal te bederven. Tijd om te- onderzoeken, wie de schutters geweest waren ontbrak; alles rende direct de helling af en de ladang over om te trachten ten minste nog iets in handen te krijgen. De bende, gealarmeerd, vluchtte terstond in hoofdzakelijk twee richtingen, doch vond nog den tijd om ons uit den Z. en O. rand van het opengekapte terrein met geweervuur te bestoken, waarbij duidelijk de knallen van repeteergeweren konden, worden onderscheiden. Dit vuur werd door onze troepen be antwoord, doch daar de duisternis begon in te vallen, had de vervolging weinig resultaat. Daarbij viel ons slechts in handen, een man met blanke wapens. Bij het afzoeken van het terrein in der haast werden echter nog 2 gesneuvelde vrouwen, waar van één een licht gewond kind droeg, gevonden. Deze vrouwen,, die door de marechaussée's niet waren opgemerkt, moeten in de richting van de Atjehsche schutters in het geboomte ver borgen zijn geweest. Waarschijnlijk heeft zelfs het vuur van den vijand gediend om te trachten hun aftocht te dekken. Het sneuvelen dier vrouwen, getroffen door de op de schutters ge richte kogels, was dus een betreurenswaardig doch niet te voor komen ongelukkig toeval. De Amb. mar. Nussy No. 40434- rapporteerde mij na afloop van het gevecht, dat een dikke zwaar gebouwde man, met zwarte jas en Atjehsch toppi (koepiahl,. gewapend met een repeteerkarabijn M. 95 met 3 volgelingen eene andere (O) richting had ingeslagen dan het gros der bende. Ik vermoedde dat dit het hoofd der bende Tgk. Tjhi Majét moest zijn en besloot speciaal de sporen van deze vluchtelingen te volgen. Inmiddels was het donker geworden en bemerkte ik dat de trein met zijn dekking (i brigade onder een Inl. korp.) mij niet was gevolgd, doch ten gevolge van een door dien korporaal verkeerd begrepen (d. w. z. door mij in der haast onduidelijk gegeven) order, bij de ladang was achterge bleven. Na een paar obors te hebben gemaakt van droog mate riaal (onze petroleum was bij den trein achtergebleven) begon. 29

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 607