49
en dan etappesgewijze van Soeroelangoen (R.) naar de Batang
Asei op te rukken.
Volgens den militairen commandant moest nu een „krachtig
voorwaarts naar Tiga Doesoen" het wachtwoord zijn, dat voor
de afwikkeling van het politiek program noodig was, doch moest
daarbij veroveringszucht uitgesloten en paciflceerend voorwaarts
gaan het doel zijn.
„Ons optreden zou er in algemeenen zin op gericht moeten
blijven om, zonder oorlog of algemeen verzet uit te lokken, vast
beraden krachtig weg te wentelen, wat op het pad der pacificatie
in den weg kwam".
Redenen van administratieven en organisatorischen aard maak
ten het zenden van troepen als overcompleet echter hoogst
bezwaarlijk, waarom tot versterking een compleet bataljon be
stemd werd, te zenden, zooals verzocht was, naar gelang de
behoefte daaraan zou ontstaan en in verband met de mogelijkheid
van riviervervoer op het traject Palembang-Moeara Roepit.
De beschikking op de voorstellen va,n den Resident en van
het legerbestuur, hoofdzakelijk zooals die door den militairen
commandant waren aangeboden, worden gevonden in het Gouver
nementsbesluit van 13 Juli (bijlage III). Volg6ns dit besluit kreeg
de militaire commandant dus, behalve over de troepen reeds in
zijn gewest aanwezig, nog de beschikking over het 2e bataljon
infanterie, bestaande uit een Europeesche en drie Amboneesche
compagnieën, een onbespannen sectie bergartillerie en 500
dwangarbeiders, benevens het noodige aan hulpdiensten 1).
De sterkte van het Garnizoens Bataljon was op dat tijdstip:
(Alg. Order 1890 No. 52 paragraaf 40) als volgt:
De staf
1 Luitenant-kolonel,
1 Majoor,
2 Luitenants- of kapiteins-adjudanten,
2 Adjudanten-onderofficieren,
2 Stafschrijvers,
1) In een klein boekje ontvingen de officieren ,.eenige aanteekeningen betreffende het
Djambische rijk" bevattende de meest belangrijke gegevens omtrent het land en het volk
o.a. een uitgebreide lijst van de voornaamste hoofden, hunne familierelatiën en woon
plaatsen.