58 genietroepen die te Moeara Tambesi werkzaam was geweest, alsmede de kapitein van den Generalen Staf Kisjes met den opnemer. Al deze troepen met den geneeskundigen dienst en eenige aanvulling voor de compagnie van Delden en waarbij ook de militaire commandant zich voegde in totaal 8 officieren, 217 minderen en 100 dwangarbeiders embarkeerden aan boord van de rivierstoomers „Alnoeri" en „Hong Seng Bie", welke nog twee bloengkangs (groote prauwen) op sleeptouw namen en vertrokken nog 's avonds naar Soeroelangoen. Onder de gunstigste omstandigheden kan tot Moeara Roepit doorgestoomd, van hier tot Soeroelangoen 30 K.M. moet echter gemarcheerd en bij vervoer te water de goederen in sampans van 1 a 2 picol laadvermogen overgeladen worden. Hieruit zal men ontwaren, dat het troepenvervoer en vooral de approviandeering met groote moeilijkheden gepaard moest gaan. Bij gedeelten kwamen de troepen den 30en en den 31en Juli aan en werden in het etablissement onder afdaken onder gebracht. De toestand, zooals de militaire commandant die hier vond, was niet oneigenaardig. In den morgen van den dag, dat het eerste gedeelte van het 2de Bat. aankwam, waren een paar schoten op het etablissement gevallen; het bleek, dat deze schoten ten doel hadden, de troepen naar buiten te lokken, om een brief in ontvangst te nemen, die op den weg was gelegd. Deze brief bevatte de bedreiging, dat, ingeval de troepen niet binnen een week naar de Singkoet kwamen, de Djambiërs naar Soeroelangoen zouden komen. De ingekomen berichten luidden voorts, dat de Djambiërs op den weg naar de Batang Asei nabij de Singkoet een aarden werk en op verschillende andere punten versperringen hadden aangelegd. In het geheel zouden zich bij de Singkoet een 1000 tal vijanden bevinden, grootendeels afkomstig van de Batang Asei en de 1) Onder den len Luitenant L. C. II. Derx.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 70