71
Deze colonne, ter sterkte van 7 officieren, 210 minderen en
155 dwangarbeiders, rukte den 12en October uit met vier da
gen vivres, terwijl per kar of prauw 8 dagen naar Kota Tan-
djoeng zouden worden opgevoerd.
Over Djangkat aan den grooten weg van Soeroelangoen werd
naar Boekit Boelan—doesoens Berhoen en Meresipgemarcheerd
en de bevolking goed gezind bevonden.
Daarna werd over Kota Tandjoeng naar de Batin Pengam-
bang getrokken, doch het doei, Sekaladi, wegens gebrek aan
vivres, uitputting van den troep en hooge waterstanden niet
bereikt.
Op weg daarheen had de troep bij Kadjahatan Prioek vrij veel
tegenstand ondervonden, welke ons op 5 gewonden kwam te staan.
Daarna boden de hoofden echter hunne onderwerping aan.
Den 24en October was de troep, van welks krachten op de
zen twaalfdaagschen tocht zonder rusten zeer veel was gevergd,
te Soeroelangoen (Rawas) terug.
Iü dien tusschentijd (18 October) was een transport van 7
bevolkingsprauwen, van Paugkalan Bringin langs de Singkoet met
vivres en militaire goederen zonder militair geleide op weg
naar Pelawan, door een bende Djambiërs vermeesterd.
Door het hoofd van Rantau Tënang gewaarschuwd, rukte
onmiddellijk een patrouille van Pelawan uit, waaraan het geluk
te een gedeelte der prauwen en goederen te hernemen.
Het hoofd en de bevolking van Rantau Tënang hadden zich
hierbij zeer behulpzaam getoond.
Den 21en, 22en en 25en werd het bivak te Pelawan van de
overzijde der rivier beschoten en werden berichten ontvangen,
dat het hoofd van het Merangingebied plan had, onze troepen
in Tiga Doesoen aan te vallen.
Intusschen kwamen de hoofden van de nog vijandige doesoens
Ladang Pandjang en Lidoeng zich meldenhun werd voor hun
volharding in het verzet een boete opgelegd van 250 doll.
Den 30en October werden de geruchten bevestigd, dat benden
uit de Merangin in aantocht waren en zich reeds aan de Tambesi
(Batin VIII) bevonden, waar zij de hoofden beletten zich te
onderwerpen en verder tot de Tjermin nan Gedang het
landschap, waarin Loeboek Resam en bovenliggende doesoens