- 72
liggen—waren doorgedrongen, met het gevolg, dat de bevolking
daar weer was gevlucht.
Een patrouille tot onderzoek daarheen gezonden, werd op den
terugmarsch licht beschoten.
Om deze benden te nopen het gebied van de Batang Asei
weer te verlaten, werd den len November met 3 compagnieën
onder den majoor van Swieten, die den overste Schneider in
het commando van het 2de Bataljon Infanterie was opgevolgd, een
tocht naar de Batin VIII aan de Tambesi ondernomen. Daar de
compagnieën toen reeds slechts ruim 80 valide manschappen
meer konden uitbrengen, bedroeg de sterkte van de colonne
niet meer dan 245 bajonetten.
De colonne bezocht in de eerstvolgende dagen de doesoens
aan de Tambesi stroomopwaarts tot Limboer en hoewel zij
eenige malen licht beschoten werd en wij eenige gewonden
bekwamen, was de houding der bevolking bevredigend.
De benden uit de Merangin zouden reeds weer zijn afgetrokken,
maar anderen zich onder aanvoering van Hadji Kasim nog in
de Tjermin nan Gedang ophouden, waarop de colonne zich van
Telok Katjimboeng op marsch begaf naar Sebakoel, dat den
5en November om 5 uur n. m. bereikt en verlaten bevonden werd.
Nauwelijks de rivier bereikt hebbende, werd de spits van de
overzijde hevig beschoten en hoewel twee sectiën in linie werden
gebracht, kon men het vuur niet tot zwijgen brengen.
Daar de rivier ook niet overgetrokken kon worden, werd het
bivak in de doesoen betrokken.
Door het vuur werd een Europeesch sergeant doodelijk en
een mindere licht gewond.
Ook 's nachts werd het bivak onder vuur gehouden, hetgeen ons
nog twee fuseliers gewond en een dwangarbeider gedood kostte.
Hoewel het wenschelijke van een langdurige actie in de
Tjermin nan Gedang werd ingezien, moest de colonne naar
Pëlawan wegens gebrek aan vivres en ook, omdat de dwangar
beiders voor den opvoer daarvan van Pondok Benteng moesten
worden gebruikt, terug.
Op den terugweg (7 November) kreeg de colonne nog eenig
vuur en werd besloten te Loeboek Resarn 100 man achter te
laten, terwijl de rest den marsch voortzette, waarbij zij van