VIII, Bet bezetten dm Bouen-Djombi,
1902. Het 2de Bataljon infanterie zou niet lang in Soeroe-
langoen vereenigd blijven, integendeel liet de toestand in dit
gedeelte van Djambi volkomen toe, dat de troepen naai alle
richtingen uitgezwermd werden, zoodat er spoedig niet meer dan
een compagnie overbleef.
In het gebied rondom Soeroelangoen viel gedurende 1902
nagenoeg niets meldenswaardig voor en geschiedde het vervoer
langs de Tambesi en tot Moeara Limoen met dekkingen, die
meermalen niet meer dan 1 a 5 man bedroegen.
Achtereenvolgens werd du in 1902 door de troepen, waar
noodig versterkt door de bezettingen van Moeara Limoen, Moeara
Tambesi en Djambi opgerukt naar de Boven-Merangin, de Boven-
Tabir, Boven-Asei, de Boven-Tambesi en naar Moeara Tebo, in
welke gebieden min of meer zelfstandige centra van actie werden
gevormd; het volgende jaar werd op oveieenkomstige wijze
gehandeld ten opzichte van de Boven-Tebo en do Boven-Batang
Hari.
De Merangin. Den Ten Januari 1902 vertrokken de eerste
troepen, die aan de actie tegen Pangerau Toemenggoeng zouden
deelnemen.
Voor dezen tocht waren de le en 3e Compagnie van het 2de
Bataljon infanterie bestemd; 100 man met 20 koelies ondei den
kapitein Dijkstra vertrokken met de „Tamiang en de „Soe
roelangoen" met last om Pamënang (Merangin) te bezetten.
Wanneer hiervan bij de bezetting te Soeroelangoen bericht
zou zijn ontvangen, zou de rest van de aangewezen troepen
over Tandjong en Limboer (boven Tambesi) daarheen marcheeren
om daarna met de vereenigde colonnes naar Moeaia Mesoemei,
de woonplaats van Pangeran Toemenggoeng, verder te rukken.
Pamënang werd door de colonne Dijkstra zonder tegenstand
bezet, echter door gebrek aan steenkolen bij de stoomeis latei