moest geruimen tijd verloopen, daar allerlei aanvulling van of
ficieren, minderen en vooral van dwangarbeiders noodzake
lijk was.
Den 17en Mei kon daartoe eindelijk worden overgegaan, nadat
Pangeran Kerta eenige betrouwbare gidsen verstrekt had.
De colonne sterk:
1 kapitein,
2 luitenants,
2 onderluitenants,
120 bajonetten,
1 officier van gezondheid met ambulance,
6 man van de genie en treinpersoneel en
136 dwangarbeiders, voerde 7 dagen vivres mede, waaronder
een dag noodrations en twee sapi 's en stond wederom onder
bevel van den kapitein Kroef.
De gidsen volgden een geheel ander pad dan dat van de vo
rige tochten en den 4en dag werd nu werkelijk het doel, Rantau
Pandjang, een zeer welvarend uitziende doesoen met 700 huizen,
op beide oevers van de Tabir gebouwd, bereikt.
Evenals de vorige keeren was de colonne vooral de twee laat
ste dagen aanhoudend geharceleerd en op versterkingen gestuit,
hetgeen ons een doode en vier gewonden had berokkend.
Het bivak, dat in Rantau Pandjang betrokken was, werd aan
houdend beschoten zonder ons verliezen te bezorgenzelfs moest
een aanval, doch een van geringe beteekenis, worden afgeslagen.
De vijand liet bij de verschillende aanrakingen 12 dooden in
onze handen.
Na een rustdag keerde de colonne naar Limboer terug, dat
den 24en bereikt werd, zonder op den terugmarsch lastig te
zijn gevallen.
De gewest, militaire commandant gelastte nu onmiddellijk her
haling van den tocht, blijvende bezetting van Rantau Pandjang
en patrouilleering in het gebied van de Tabir, waartoe bijzon
dere maatregelen voor het opvoeren van vivres, gedeeltelijk door
de bevolking, werden genomen.
Diensvolgens rukte de kapitein Kroef den 3en Juni ander
maal uit, thans met een colonne van 150 bajonetten en 212
dwangarbeiders met 10 dagen vivres en 7 sapi 's en bereikte