78 Verschillende pogingen om Raden Anom en andere voor ons gevaarlijke Djambiërs op te lichten mislukten, de houding van de bevolking werd echter allengs gunstiger en meer en meer kwamen berichten binnen, o.a. omtrent het bestaan van paden naar de vei blijfplaats van Taha te Pëmatang, waarvan het kortste, van Tëloek Tjenrana aan de Batang Hari, vier uur gaans zou zijn. Wat betreft de gezindheid van Sultan Taha luidden de be richten, dat hij het deed voorkomen, alsof hij geen schuld had aan de vijandelijkheden, zoodat men den indruk moest krijgen, dat hij voor zich door zijn handelingen een onderwerping op gunstige voorwaarden nog niet onmogelijk wenschte te maken. De Pangéran Ratoe verscheen dan ook bij onze bestuurs ambtenaren, wanneer hij ontboden werd en beijverde zich meer dan vroeger de gegeven bevelen in bestuursaangelegenheden op te volgen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 90