uit als bij mobilisatie is vastgesteld. De cavalerie voert geen
veldsmidse mee.
Va. Pioniergereedschap.
Per bataljon wordt het pioniergereedschap meegevoerd op
één kar.
VI. Munitie.
Per geweer- of karabijndragende (Infanterie) 200 losse pa
tronen, waarvan 100 bij den man, 100 in den bagagetrein.
Per karabijn (Cavalerie) 50 losse patronen.
Per revolverdragende 12 losse patronen.
Per stuk 60 losse schoten.
De munitie wordt voor de korpsen beschikbaar gesteld in
het garnizoen van herkomst, alwaar het overgeblevene ook
weer wordt ingeleverd.
VII. Spoorwegvervoer bij concentratie en
na afloop der manoeuvres.
Ten behoeve van het spoorwegvervoer zullen den betrokken
Afd. tevens Brigadecommandanten marschtableaux worden uit
gereikt, waarop bekend zullen worden gesteld de inladingssta-
tions en ook de etappeplaatsen, waar door de verschillende
echelons moet worden overnacht.
VIII. Verpleging.
Gedurende den marsch naar het in ladingsstation voor het
concentratievervoer en bij den terugkeer naar het garnizoen
gedurende den marsch van het uitladingsstation af wordt
de verpleging door de korpscommandanten geregeld als bij
meerdaagsclie oefening. De Commandant der 2de Militaire
Af deeling op Java regelt den marsch der korpsen in zijne af-
deeling naar de inladingsstations en na afloop der manoeuvres
dien van de uitladingsstations naar de garnizoenen (vide de
marschtableaux).
Ten behoeve van de troepen, die gedurende het concen-
tratiespoorwegvervoer den nacht op eene etappeplaats moeten
doorbrengen, zullen door de zorg der brigade-intendanten de
noodige levensmiddelen en fourages tijdig naar de betrekke
lijke etappestations worden opgezonden. Zij worden geadres
seerd aan den hoogst in rang zijnden kwartiermaker.