Het grootste deel van het manoeuvre-terrein wordt ingeno men door een complex van soms zeer steile heuvels, geschei den door diep uitgespoelde ravijnen, hier en daar afgewisseld door enkele sawahstrooken, welke door de tengevolge van de langdurige droogte ontstane scheuren in den grond zelfs voor troepen te voet bezwaarlijk begaanbaar waren. Bebouwde vlakten (sawahs) treft men alleen aan ten N. van Darmaradja, bij Darmawangi, Karedok en langs de Tji Peles. De begroeiing bestaat nagenoeg geheel uit djatibosschen, veelal met hier en daar dicht onderhout (Seliara). Bereden wapens zijn in deze terreinen zoo goed als overal aan de wegen en paden gebonden, terwijl voor de Infanterie de beweging door het terrein slechts ten koste van veel tijd en krachtsinspanning mogelijk is. Langs den Oostelijken Tji Loetoengoever bevindt zich een van af het Zuiden naar Kadipaten smaller wordende strook flauw golvend terrein, dat voor suikerriet-cultuur wordt gebezigd. De hier stroomende zijrivieren van de Tji Loetoeng zijn diep in gesneden met steile oevers. De rivierbeddingen zijn nergens modderig. Aangezien het suikerriet bijna overal was gesneden, kon de Infanterie zich hier in alle richtingen bewegen en ontwikkelen, terwijl ook de bereden wapens hier tot hun recht konden komen. Ten Oosten van de suikerrietvlakte bevindt zich een flauw golvend heuvelterrein, gedeeltelijk begroeid, geschikt voor troe penbewegingen. 11. Troepenindeeling. De door de roode partij vooruitgeschoven troepen werden gevormd door de IVde brigade, samengesteld als volgt Staf, Inf. s/l 4de Bataljon, 9de Bataljon, 6de Bataljon, 15de Ba taljon, Cav. linker half 4de eskadron, Art. 3 de Veld- en 4de Bergbatterij, Genie. 2 sectiën, 1 telefoonbrigade, 2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1912 | | pagina 14