défilé van Sangiang Beuheung vast te houden. Wel had de
2de brigade de opdracht dit défilé op den 18den September te
vermeesteren, de mogelijkheid was echter niet uitgesloten, dat
deze onderneming eerst den 19den, met behulp van de 1ste
brigade, zou gelukken.
In dat geval zou het van veel belang zijn, wanneer troepen
van de 1 ste brigade van uit Karedok door het djatibosch in den
rug des vijands konden doordringen. Was het défilé in het be
zit van de B. P. dan was de eerste goede stelling, welke de
vijand N. daarvan zou kunnen innemen, die van den G. Tege
(als rechtervleugel) gaande over Marongge en Leuwiseëng.
Een aanval van de 1ste brigade op den rechtervleugel dier
stelling over of Noordelijk van den Pr. Gedogan beloofde veel
effect. Om echter van den weg Sangiang Beuheung—Darma-
wangi daar te komen, zou steeds de groote sawah langs den
Saarwadon of die W. van kampong Tjisaar moeten worden
overschreden. Dit zou echter van uit 's vijands opstelling op
den G. Tege worden gezien, zoodat de vijand tijdig tegenmaat
regelen zou kunnen nemen.
Daar een marsch door het djatibosch uiteraard door eene
terreinverkenning behoorde te worden voorafgegaan, omdat
men anders allicht aan verdwalen of in het zeer geacciden
teerd terrein aan tijdroovende hindernissen zou bloot staan,
besloot de brigadecommandant die verkenning reeds den 18den
door eene Infanterie officierspatrouille van uitgezochte man
schappen te doen geschieden, welke patrouille zoover moge
lijk per dos a dos zou worden vervoerd.
Nog liet de brigadecommandant den Pr. Pareugreug ver
kennen, omdat wellicht van daaruit met artillerie zou kun
nen worden ingegrepen in het gevecht om Sangiang Beuheung.
In afwachting daarvan liet de brigadecommandant de divisie
Veldartillerie tot Sitoeradja met de hoofdmacht meemarchee-
ren. (Bijlage XX).
Toen R. Cavalerie zich op den N.-oever in de buurt van
Tjisalak vertoonde, trachtte de brigadecommandant door uit
schuiving van Infanterie afdeelingen op de flanken zijn
marsch naar Karedok alsnog te versluieren, hetgeen echter
niet gelukte.
14