8
genoemde troepen, kreeg hij het geheele 1ste R. 1. G. en nog
één bataljon van het 14de R. I. en eenig geschut, enz. onder
zijne bevelen, zoodat zijn detachement bestond uit het 1ste
R. 1. G., het 14de R. I. (behalve 1 bat), het R. C. G. en het 2de
R. C. (elk zonder 2 pelotons), het 12de R. C. (behalve 1 esk.),
2 batterijen van het 12de R. V. A., 1 compagnie genietroepen
van de garde, 14 verbandplaatsafdeeling en de bruggetrein van
de garde. Den 25sten waren de nog niet ter plaatse aanwezige
afdeelingen te Anjyu aangekomen.
Het overblijvende bataljon van het 14de R. I. kwam met
3 pelotons van het 12de R. C. den 25sten Maart te Kaichhyön
(Detachement Hiraoka)
Denzelfden dag had de technische afdeeling hare taak vol
bracht en werd dientengevolge ontbonden. Tot het slaan van
bruggen over de Chhyöngchhyöngang en de Tainyöngang
werden nu aangewezen het Xllde B. C. 1/3 comp.) en de
bruggetreinen van de garde en de 12de divisie. Het werk aan
de brug over de Chhyöngchhyöngang, welke eene lengte kreeg
van 300 M., begon den 26sten en was den 29sten geëindigd
de brug over de Tainyöngang werd den 28sten begonnen en was
den 30sten gereed. Deze brug was 150 M. lang.
Terwijl alzoo op de boven beschreven wijze maatregelen
genomen waren om doortasten van den vijand naar de
concentratieruimte van het leger te beletten en tevens de
marsch naar de Yalu technisch werd voorbereid, had de landing
van de garde en de 2de divisie plaats.
De garde landde tusschen 18 en 25 Maart en marcheerde
over Phyöngyang naar Syukchhyön. Wel was de weg tusschen
Chinnampho door het vooruitgezonden technische detachement
verbeterd, maar de dooi, welke den 14den Maart ingevallen
was, had den weg zoo modderig gemaakt, dat er buitensporig
veel van de krachten van menschen en paarden gevergd werd.
De lengte der colonnes werd buitengewoon groot en hoewel
de tweede en volgende colonnes te Phyöngyang eenige rust
nemen konden, ontstond er eene zekere wanorde en werd
(i) Het overblijvende peloton van het 12de R. C. bleef bij de hoofdmacht
der divisie.