B ij 1 a g e XXIII.
Brief van den Bevelhebber der naar Zuid-Celebes
gezonden expeditionnaire macht aan de
Bestuurster van Loewoe.
(Gewone inleiding).
Wijders deel ik U. H. en Haren hadat mede, dat ik thans met
de onder mijne bevelen gestelde land- en zeemacht voor de kust
van Loewoe verschenen ben om reden U. H. en Hare hadat
geweigerd hebben te voldoen aan de eischen, welke namens
Zijne Excellentie den Gouverneur Generaal van Nederlandsch-
Indië aan U. H. en Haren hadat zijn gesteld, waarom de
Gouverneur Generaal thans gelast heeft uitvoering te geven
aan Zijn voornemen om door middel van geweld van wapenen
aan het verzet van U. H. en Haren hadat tegen het Nederlandsch-
Indisch Gouvernement een einde te maken
dat Zijne Excellentie de Gouverneur Generaal echter, alvorens
van de wapenen wordt gebruik gemaakt, U. H. en Haren hadat
nog een laatste gelegenheid wenscht te zien gelaten om zich
vrijwillig aan den wil van het Gouvernement te onderwerpen;
dat U. H. en Hare hadat, indien zij van die gelegenheid
wenschen gebruik te maken, binnen één etmaal, dat is dus
vóór Maandag des voormiddags te 8 uur, de thans gestelde
eischen onvoorwaardelijk hebben in te willigen.
Die eischen zijn:
le. afstand van alle rechten en aanspraken van Loewoe op de
Possostreek tegen eene billijke schadeloosstelling;
2e. sluiting van een nieuw politiek contract op den voet van
het hierbij gevoegde model;
3e. afstand tegen schadeloosstelling van het recht tot het heffen
van in- en uitvoerrechten aan het Gouvernementen erkenning
van het recht van het Gouvernement tot uitoefening van
het havenbeheer en de havenpolitie in Loewoe, welke
maatregel gepaard zal gaan met de plaatsing van gouver
nementsambtenaren in Loewoe;
4e. betaling eener boete groot 6500.
Extra bijlage No. 36. I. M. T. 1915. -