104
Den 22en September bevond zich de Bevelhebber, die den
Gouverneur over Singkang, Leworang en Batoe-Batoe naar
Masépé had vergezeld, in laatstgenoemde plaats met B/2 com
pagnie en 1 peloton cavalerie uit Pampanoea, welke afdeelingen
tot escorte hadden gediend. Sedert 30 Augustus was hier eveneens
het öde bataljon gelegerd, doch over dit korps kon niet worden
beschikt, omdat het bestemd was voor een tocht naar de Adjatap-
paranglandschappen. Daar het escorte te zwak werd geoordeeld
om naar het nog niet bezochte Soppeng op te rukken, werd den
bivakcommandant te Pampanoea opgedragen het daar aanwezige
Europeesche peloton van het 9de bataljon, benevens een peloton
cavalerie, met de noodige treinpaarden en vivres naar Pasar-
Liwoe (tegenover Liwoe a/d Walanaé) te zenden, alwaar zij in
den namiddag van den volgenden dag moesten aankomen,
teneinde zich aldaar met het escorte te vereenigen.
Overeenkomstig deze beschikkingen was in den namiddag
van den 23en September te Pasar-Liwoe een macht van 2
compagnieën infanterie, 2 pelotons cavalerie en 150 treinpaarden
met vivres voor 12 dagen aanwezig. Hiermede rukte de
Bevelhebber den volgenden dag 24 September op naar
Watan-Soppeng, den zetel der datoe. Onderweg werd niet
het minste verzet ondervonden; de bevolking was overal in
de kampongs aanwezig en om hare goede gezindheid te
toonen had de datoe vóór haar huis de Nederlandsche vlag
doen planten. Watan-Soppeng bleek echter voor bivak onge
schikt te zijn, omdat hier gevallen van pokken voorkwamen.
De colonne werd daarom voorloopig in de nabijheid der kampong
gelegerd en den volgenden dag onder dak gebracht te Lawoe
(N. W. van Watan Soppeng).
Aangezien de datoe wegens ongesteldheid verhinderd was
te verschijnen, werd de eerste politieke bespreking gevoerd
met den prinsgemaal, den aroe Bila (een der rijksgrooten) en de
drie pabitjara's (leden van den hadat), welke bestuursleden den
25en September bij den Bevelhebber hunne opwachting waren
komen maken. Deze beraadslaging leidde tot het voornemen
om enkele dagen later eene algemeene vergadering te houden
met de datoe, den hadat en de vasallen van Soppeng, tot welk
doel de laatstgenoemden onverwijld moesten worden opgeroepen.