108
Den 7en October marcheerde de colonne verder naar Masépé;
met het oog op de zieken moest des middags een zeer lange
rust worden gehouden en kon Masépé pas des avonds om 11 '/2
uur worden bereikt. De bivakcommandant was tijdig van de komst
der colonne verwittigd, zoodat het noodige voor logies in gereed
heid was gebracht. Den volgenden dag werd in Masépé gerust.
Gedurende den marsch dezer colonne door West-Soppeng en
Sidenreng waren bij het hoofdkwartier beschikkingen genomen
om eventueel tegen Gowa te kunnen optreden, waarvoor de
noodige troepenmacht diende te worden bijeengebracht. Den
4en October gaf de Bevelhebber last tot den terugkeer der
troepen uit Soppeng. Dit bevel bereikte den majoor Hildering
den 9en October te Masépé. Dienovereenkomstig aanvaardde
de colonne op dezen datum den terugmarsch naar Pampanoea.
Daar zij eerst uiterlijk den 15en aldaar moest aankomen, werd
voorloopig, ook met het oog op de zieken, niet verder dan
tot Batoe-Batoe gemarcheerd. Een bericht uit Lawoe meldde,
dat ook de troepen aldaar op last van den Bevelhebber reeds
den 8en October naar Pampanoea waren teruggekeerd.
Te Batoe-Batoe verzond de colonnecommandant een brief
aan de datoe van Soppeng, in hoofdzaak de mededeeling be
helzende dat de soele datoe, hoewel daartoe in de gelegenheid
gesteld, te Lampoko wederom weigerachtig was gebleven zich
te komen melden en dat thans aan haar en den hadat werd
opgedragen dezen rijksgroote te ontbieden en te straffen, van
welke straf te Pampanoea moest worden gerapporteerd. Ook
aan La Mappé, het hoofd van Mario-ri-Awa (dat zich gecom-
promiteerd had, doordat zijne onderhoorigen hadden deelgenomen
aan het eerste gevecht met onze troepen bij Paré-Paré), werd
schriftelijk opgedragen te Pampanoea zich te melden en zijne
geweren in te leveren. De Jpabitjara Mario-ri-Awa bood daartoe
zijne medewerking aan.
In den avond van den 9en October kwam La Djalanté
(jenerale van Tempé, zie hoofdstuk XIV) zijne opwachting
bij den colonnecommandant maken. Hoewel deze bij geruchte
vernomen had, dat La Djalanté nog steeds in het bezit was
van geweren en onder het masker van vriendschap met