110
met het verzoek om zich aan hare zijde te komen scharen,
wanneer Soppeng in oorlog met het Gouvernement mocht komen.
Dat dit laatste echter volstrektniet in hare bedoeling lag, bleek
uit haar aan den aroe Matowa van Wadjo medegedeeld voorne
men, n.l. om Soppeng te verlaten en zich te vestigen in Singkang.
Dit alles maakte een optreden tegen Soppeng dringend noodig.
Niet alleen dat twee der voornaamste rijksgrooten, de soele
datoe en de watang lipoe (bij wie zich ook nog hadden aan
gesloten La Mappé en La Djalanté, een Wadjosche prins met
veel aanhang), zich tegen ons gezag verzetten, doch ook de
datoe van Soppeng stond op het punt haar land te verlaten,
en gaf daarmede te kennen, dat haar positie in Soppeng langza
merhand onhoudbaar werdredenen genoeg om den voorgeno
men tocht naar Soppeng zoo spoedig mogelijk te aanvaarden.
Tijdens ons eerste bezoek aan dit land was n.l. aan de datoe
steun toegezegd tegen onwilligen onder haar onderdanen. Die
onwil was reeds lang getoond door den watang lipoe en in den
laatsten tijd eveneens door den soele datoe, die geen gehoor
had gegeven aan de vertoogen van de datoe om zijne opwachting
te maken bij ons bestuur. Indien niet voorkomen werd dat
de datoe haar land verliet, zou het vertrouwen van hare partij
evenzeer worden geschokt, terwijl de macht der verzetspartij
zou toenemen.
Daar bovendien reeds vroeger de onwillige Soppengsche
hoofden herhaaldelijk naar Watan-Soppeng waren opgeroepen,
de laatste maal met opdracht om aldaar den 5en November
vóór den controleur t/b te verschijnen, werd, nadat eene uit
Wadjo teruggekeerde compagnie van het 19de bataljon beschik
baar was gekomen, besloten om den 3en November naar Watan-
Soppeng op te rukken.
Nadat op den 2en November bericht was ontvangen, dat de
soele datoe zich op den Goenoeng-Padoempa dicht bij Lampoko
zou ophouden, met het voornemen zich tegen ons te verzetten,
waarbij hij gesteund zou worden door den watang lipoe en
La Mappé, en dat op last van den watang lipoe een 7 tal
kampongs door de bevolking waren verlaten, werd den 3en
November d.a.v. door eene colonne sterk 114 geweren, onder
commando van den kapitein van der Vliet, vergezeld van den