5 b. 2den Bevelhebber, op wien ingeval van verhindering om het bevel te blijven voeren of ontstentenis van den Bevelhebber, het bevel overgaat, den kolonel der cavalerie Jhr. L. D. C. de Lannoy. Ten vierde. Vast te stellen de aan dit besluit gehechte instructie voor den Bevelhebber der expeditie onder bepaling, dat die instructie mede van kracht is voor den 2den Bevelhebber, ingeval het bevel op hem overgaat. Ten vijfde. Te bepalen: dat het bevel over de aan de expeditie toegevoegde scheepsmacht zal worden gevoerd door den commandant van het Nederlandsch-eskader in Oost-lndië. Ten zesde. Te bepalen: le. dat de in artikel 2 bedoelde expeditionnaire macht zal zijn samengesteld als volgt: Commando een kolonel, Bevelhebber der expeditie, een kolonel, 2de Bevelhebber der expeditie. Generale Staf: een luitenant-kolonel of majoor en een kapitein van den generalen staf, een kapitein- of luitenant-adjunct van den staf, tevens adjudant van den Bevelhebber. Infanterie het 9de, 19e en L. H. 15e bataljon benevens een compagnie marechaussee; Cavalerie: het 2de veld eskadron; Artillerie: een batterij van vier kanons van 3,7 c.M. snelvuur; een artilleriepark Genie: twee sectiën genietroepen, een detachement geniewerklieden, een telefoonbrigade, een veldpark; (1) Zie bijlage i®.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1915 | | pagina 127