Bijlage XIII. Rapport van de op den 27en Juli 1905 ten 8-9 uur v.m. verrichte verkenning van een landingspunt nabij Badjowé (zie schets 2). Onder dekking van een gewapende sloep van Hr. Ms. de Ruyter werd in een vlet de dieptelijn 10—12 d.M. gevolgd van kampong Tippoeloewé tot de zuidpunt van Bodjowé, waarbij gemiddeld 200—300 M. uit den wal werd gebleven. In alle kampongs van het verkende kustgedeelte werden borstweringen met achterwaarts omgebogen vleugels, waartus- schen enkele gesloten werkjes waargenomen, vermoedelijk alle met elkander in elke kampong één geheel vormende. De meeste borstweringen bestonden uit horizontale boom stammen, opgestapeld tot een hoogte van 1, 5 a 2 M. en aan de vóórzijde tegengehouden door in den grond geslagen palen, waartegen aan de achterzijde een aarden borstwering werd waargenomen. Bij geen der borstweringen werden verhakkingen gezien. Het gedeelte van kampong Lonraé, zuidwaarts tot de zuidgrens van Badjowé, leek dichter en dieper landwaarts in bewoond en zwaarder versterkt dan het N. gelegen kustgedeelte. Tijdens de verkenning werden in de kampongs en verster kingen slechts enkele menschen waargenomen; van geweren werd niets bespeurd. Het geheel gaf den indruk, dat de strandkampongs verlaten waren. Van verscheidene huizen nabij de versterkingen was de atapdakbedekking afgenomen en waarschijnlijk gebruikt voor afdaken en hutjes in de nieuw opgeworpen versterkingen. De steenen hangar in Balateloe-lalangé was duidelijk zichtbaar, ook deze was dakloos. Als meest geschikt landingsfront wordt aangemerkt de kust strook bij het N. gedeelte van kampong Béna, waarvan de indruk werd verkregen, dat daar het aan land komen, wat de terreinge steldheid betreft, nog de minste moeilijkheden zal opleveren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1915 | | pagina 187