148
Alleen dient te worden vermeld, dat de pabitjara van Loewoe,
het eenige nog niet verschenen hadatslid, zich te Soeli bij
den colonnecommandant kwam melden. Hiermede werd dus
voldaan aan de bedoeling van den majoor de Wijs, die
met opzet de colonne Kroon gelast had over land terug te
keeren om aanraking te zoeken met den opoe pabitjara, die
zich wegens oneenigheid met de andere rijksgrooten sedert 5
jaren niet te Paloppo had vertoond. De colonnecommandant
droeg hem op zich met zijne ondergeschikte hoofden te komen
onderwerpen bij den excursiecommandant op de hoofdplaats
Paloppo.
Te Soeli werd voorts het bericht bevestigd dat de aroe van
Leiworang (Pitoempanoea), een volle neef van La Pelogé alias
Ambana-Bokko (zie Hoofdstuk XVIII), de colonne had willen
aanvallen, eerst te Sampano, en later te Soeli.
Den 8sten November kwam de colonne Kroon te Paloppo
terug.
Den 9den November vertrok de majoor de Wijs en ging het
civiel en militair gezag over op den kapitein van Stipriaan Luiscius,
welke officier reeds den 3den November te Paloppo was aan
gekomen om t.g.t. op te treden als civiel- en militair-gezaghebber.
Ten einde zich op zijn taak voor te bereiden, was aan genoemd
officier opgedragen om met H. M. Siboga een tochtte maken naar
de onderhoorigheden van Loewoe. Ter vervulling van die
opdracht was hij, vergezeld van den tolk Muller en den opoe
tomorilalang, den 3den November weder uit Paloppo vertrokken
om den llden November van zijn tocht langs de onderhoorighe
den terug te keeren.
16. Verzet en sneuvelen van den opoe pabitjara te Paloppo.
(12 November 1905).
Aangezien op den tocht van den civiel- en militair-gezagheb
ber langs de onderhoorigheden van Loewoe gebleken was, dat
het landschap Wotoe een vijandige houding had aangenomen,
(van de colonne Hoedt was intusschen nog niets vernomen),
werd het plan opgevat om, alvorens tot een gewapend optreden
over te gaan, door bemiddeling van den opoe tjënëng en eenige