43
Aan den wal waren gebracht: de 4de compagnie 19de ba
taljon, het 9de bataljon, de artillerie, de genietroepen en de
officierspaarden.
Te 215 n.m. werd, met achterlating van het 9de bataljon te
Béna, in Z. richting tot Badjowé voortgerukt; alle versterkingen
bleken verlaten.
Te 4 uur n.m. werd bivak betrokken, door het 19de batal
jon, de maréchaussée en '/2 sectie genietroepen in het oude
fort Badjowé en door het L. H. 15de bataljon, de artillerieën
2 sectie genietroepen in kampong Lonraé. 1
Volgens mededeeling der krijgsgevangenen en enkele Bonie
ren, welke hun onderwerping waren komen aanbieden, zouden
op 28 Juli te Badjowé, Lonraé en Béna minstens 2000 strijders
tegenover ons hebben gestaan, waaronder ongeveer 300 gewéer-
dragenden en een even groot aantal lansruiters.
De voornaamste aanvoerders waren:
Andi Ali panghoeloe lompona of onderbevelhebber van de>
Bonische troepen;
Andi Masangkirang, aroe Matjogé (een van de aroe pitoe's);
Patta Seré Doeloeng (voornaam onderbevelhebber) van Adjangala;
Patta Nompo, bestuurder van Sailong en Bengo (vasal van Boni).
Volgens de verschillende berichtgevers hadden de Bonieren
op 28 Juli ongeveer 1000 man aan dooden en gewonden, van
welke laatsten nog een groot aantal op weg naar huis of in
hun kampong waren bezweken.
Tot de voorname gesneuvelden behoorden 10 leden van den
hoogsten adel.
Uit op het gevechtsterrein gevonden brieven werd bevestigd,
dat sedert den laatsten tijd een nauwe aansluiting bestond tusschen
de Bonische, Gowasche, Sidenrengsche en Wadjosche hoven, maar
tevens bleek daaruit, dat onder de Adjatapparang-landschappen
Rappang en Sidenreng reeds verdeeldheid heerschte.
Het landingsgevecht bij Badjowé had den strijdlust der bevol
king merkbaar doen verflauwen. Volgens de berichten waren de
pabarisi geheel uiteen geslagen, was de radja met den poeggawa
en twee der hadatsleden naar het gebergte gevlucht en zouden
de overige rijksgrooten zich in het binnenland hebben verspreidt
(1) Neef, tevens schoonzoon van den radja van Boni.
1i.