170
Met het oog op de gebeurtenissen bij Baeboenta kon evenwel
de civiel-en militair-gezaghebber geen troepen naar de Toradja-
landen zenden. Daarom droeg de Gouverneur van Celebes en
Onderhoorigheden den civiel-gezaghebber te Paré-Paré op, om
aan het maraudeeren dier bende paal en perk te stellen.
22. Tocht van de colonne de Laet in het gebied
Djaladja Moeara Bombang Wotoe.
(13 Februari 4 Maart 1906).
De colonne de Laet was dus op den lOden Februari te Boe-
raoe terug (zie slot van punt 20).
Den 12den Februari werd den colonnecommandant door den
majoor Hildering die den stand van zaken te Boeraoe was
komen opnemen, opgedragen om zijne actie voornamelijk te
bepalen tot het gebied ten oosten van Boeraoe, aangezien in
het ten westen gelegen terrein zou worden geageerd door de
colonne Berkeljon. (zie boven).
Den 13den Februari rukte de colonne de Laet naarMoeara-
Bombang op. Tandi Doeang, het hoofd van deze streek, had
zich reeds eenige dagen tevoren onderworpen en kwam thans
den colonnecommandant zijne opwachtinglmaken. Er was een
aanvang gemaakt met het slechten van de benting bij deze
plaats. De colonnecommandant gelastte hiermede door te gaan,
de vuurwapens in te leveren en vrouwen en kinderen in de
kampongs te doen terugkeeren. [Aan deze bevelen werd gevolg
gegeven, zooals uit de rapporten van de patrouilles der volgende
dagen bleek. Overal in den omtrek keerde de bevolking in hare
woonplaatsen terug en den 15den Februari waren 1 lila, 18 voor-
laadgeweren en 30 lansen ingeleverd. De indruk werd verkregen
dat hoofden noch bevolking meer aan eenig verzet dachten.
Nadat vivres van Boeraoe waren ontvangen en de bevolking
een oud pad naar Wotoe weer in orde had gemaakt, werd
daarlangs den 16en Februari opgerukt en te Wotoe te4'/2uur
n.m. na een vermoeienden marsch het bivak betrokken. De
kampong maakte den indruk reeds geruimen tijd verlaten te zijn.
(1) Het civiel- en militair-gezag in Loewoe was op 10 Februari van
den kapitein van Stipriaan Luiscius overgegaan op den majoor Hildering.