66 door de bevolking bevestigd en toen dus den volgenden morgen (21 Augustus) tijding werd ontvangen, dat de vorst te Tjitta 50 ge weren uit Amali had ontvangen en aldaar stand wilde houden, was er gegronde hoop dat het eindelijk tot een treffen zou komen. Toen evenwel Tjitta te 9 uur 30 min. v.m. werd bereikt, bleek dat de vorst ook deze kampong reeds had verlaten. In den omtrek werden enkele Boniërs opgevat. Zij deelden mede, dat de vorst den vorigen dag de Walanaé overgestoken en naar kampong Barang afgereisd was. Eene poging tot gevangenneming van den soelewatang van Tjitta, die tevergeefs was ontboden, mislukte en thans werd eene afdeeling naar Barang afgezonden om daar berichten in te winnen. Die afdeeling kwam des avonds te 6 H uur terug met de mededeeling, dat de vorst zich werkelijk in den afgeloopen nacht in deze kampong had opgehouden, doch thans op weg was naar Baringang en verder naar Bola. Den 2,2en Augustus werd deze mededeeling door den inmiddels teruggekeerden soelewatang van Tjitta bevestigd. Onmiddellijk daarop marcheerde de colonne af naar Baringang, welke plaats te 3 uur n.m. werd bereikt. Het bleek echter dat de vorst hier niet geweest was. Des avonds werd de aroe van Baringang, die in gebreke was gebleven zich te melden, door 2 brigades uit zijne woning gehaald. Hij wist mede te deelen dat de vorst den vorigen dag naar Sompo was vertrok ken, aldaar den nacht van 21-22 Augustus had doorgebracht en verder naar Wagé was getrokken. Een Boniër, die den vorst naar Sompo had "vergezeld, bevestigde dit bericht. Blijkbaar had de vorst dus in de laatste dagen steeds een voorsprong behouden van ongeveer één dagmarsch. De colonne commandant hield thans rekening met het feit, dat de vluch teling zich niet meer op Bonisch gebied, doch volgens den kapitein der Wadjoreezen, die den colonne-commandant was toegevoegd, in het Soppengsche bevond. Naar aanleiding hier van zond hij een schrijven aan den vorst van Soppeng, die zich (toevallig of opzettelijk) in de buurt, n. 1. te Pakansalo ophield, het verzoek bevattende Lapawawooi te arresteeren en uit te leveren, zooals zijn plicht was tegenover het Nederlandsch- Indische Gouvernement. Voor zijne colonne achtte hij de vervolging hiermede als geëindigd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1915 | | pagina 70