67
In een bericht aan den Bevelhebber, afgezonden uit Ninggo
dd. 20 Augustus, had de kapitein van Stipriaan Luiscius reeds
de overbodigheid van het vivresdepot te Pasempa betoogd en
voorgesteld dit op te heffen (dit geschiedde den 21 en Augustus),
daar hij volgens de opgedane ondervinding overal voldoende
rijst kon krijgen. Hij keerde den 23en Augustus niet naar
Pasempa en Watamponé terug, doch marcheerde naar Pam-
panoea, vermoedende dat dit reeds door onze troepen zou zijn
bezet. Te 3 uur n.m. werd genoemd bivak bereikt.
X. Verplaatsing van de hoofdmacht en van de
operatiebasis van Watamponé
naar Pampanoea.
Na de onderwerping van de voornaamste rijksgrooten en
de overgave der rij ssieraden liet de toestand in Boni zich
zoo gunstig aanzien, dat voor de verdere pacificatie van dit
land met enkele compagnieën zou kunnen worden volstaan.
Het lag daarom in de bedoeling van den Bevelhebber de
operatiën thans te openen tegen Wadjo.
Reeds in de vorige hoofdstukken werd melding gemaakt
van eene nadere aansluiting tusschen Boni, Gowa en Wadjo.
Deze verhouding had ten gevolge dat Wadjo, al had het dan
ook niet, gelijk verscheidene andere rijkjes op den i8en Mei
1905, de gehoorzaamheid aan het Gouvernement formeel opge
zegd, zich aan handelingen schuldig maakte, welke niet anders
dan als vijandig konden worden beschouwd. Zoo hadden
benden Wadjoreezen tegen onze troepen gevochten zoowel in
Sidenreng (waarover in volgend hoofdstuk XI) als bij Béna.
In laatstgenoemde plaats waren zij aangevoerd door een der
Wadjoreesche grooten, den soelewatang van Iempa Kiempa.
Verder was de Tjenrana-monding tijdens de landing bezet geweest
door aroe Bola, een vasal van Wadjo, met zijne volgelingen.
De Bevelhebber oordeelde het daarom thans noodig de
operatiebasis naar Pampanoea te verplaatsen. Van daar zou
tevens tegen Soppeng en Sidenreng kunnen worden geageerd.
Vooraf diende te worden nagegaan op welke wijze het best
in den opvoer van vivres naar Pampanoea kon worden voorzien.
De aangewezen communicatielijn met de zee is de Tjenrana.