73
La Sadapotto, de vorst, bevond zich te Soréang en liet zich
wegens ziekte verontschuldigen. De aroe malolo (kroonprins)
La Parenggrengé Kraeng Tinggi MaE, kwam in den loop van den
dag den resident t/b bezoeken en toonde zich zeer welwillend.
Zelfs bood hij aan bij een eventueelen expeditie naar Boni
600 draagpaarden te leveren.
De stemming onder de bevolking te Paré-Paré liet niets te
wenschen over, doch er liep een gerucht, dat de tweede broeder
van den leenvorst, La Pattiroi aroe Sereang, die ons vijandig
gezind en als slavenhandelaar berucht was, met vele weerbare
mannen een poging zou doen om ons van Paré-Paré te ver
drijven. Dit gerucht won aan geloofwaardigheid, toen de
volgende dagen velen der bevolking van Paré-Paré vluchtten.
Ook de aan ons verknochte leenvorstin van Tanette achtte
eenen aanval op het bivak niet onmogelijk en had 500 weerbare
mannen te onzer beschikking gezonden, die eveneens den
26en April onder aanvoering van haren eenigen zoon Latanri
Sassoe datoe Bakka, en haren schoonzoon La Mappa datoe
Patodjo, een prins uit Soppeng, aankwamen. Wel kwamen
later eenigen der gevluchten terug, doch vele woningen in de
kampongs om Paré-Paré bleven ledig.
Een druk verkeer tusschen de hoven van Boni, Gowa en
Sidenreng wees op niet veel goeds, doch men durfde het
blijkbaar niet op eenen aanval laten aankomen.
Bij den bouw van het bivak waren de mannen van Tanette
ons zeer behulpzaam, terwijl de vorstin hare goede gezindheid
nog meer liet blijken door het schenken van karbouwen,
vruchten, enz.
In eenen brief dd. 8 Mei aan den Gouverneur, door deze
autoriteit den Gouverneur-Generaal ter kennisse gezonden,
protesteerde de radja van Sidenreng, onder het geven eener
scheeve voorstelling van zaken, tegen de occupatie van Paré-
Paré, in het bijzonder van het bewoonde gedeelte der kampong
Laboekang. Als bewijs, dat de radja ook zijne naaste omge
ving verkeerd inlichtte, diene, dat zijn schoonzoon La Tantoe
bij een bezoek aan het bivak van Paré-Paré, en na lezing
van het contract, verklaarde nu geheel op de hoogte te zijn en
vroeger, evenals vele andere Sidenrengsche prinsen, omtrent