83
Voortdurend bleven, evenals zulks reeds in de voorafgaande
drie maanden het geval was, berichten inkomen over sterke
Bonische en Lamoeroesche benden, welke verzameld werden
met het oog op een inval in ons gebied en die zich thans in
de nabijheid van de grens bij Bantjie ophielden. Aanvoerders
dezer benden zouden zijn aroe Liboeroeng en de soelewatang
van Lamoeroe. De vijand hield zich evenwel rustig; alleen op
den 26en Juli werd eene macht van 200 Boniërs door eene
patrouille waargenomen op den Bontoe-Benteng op ons gebied.
Door het zware terrein daartoe genoodzaakt, zag de patrouille
commandant van eenen aanval af, en ging tevens de voeling
verloren. Na eene mislukte poging op den volgenden dag om
den Bontoe-Benteng te omtrekken, werd deze den 28en Juli
verlaten bevonden.
Den 13en Augustus bracht de Gewestelijk Militaire Comman
dant eene wijziging in de instructie van den detachements
commandant. Evenals zulks voor de bezetting van Paré-Paré
werd gelast, zou voortaan de compagnie van Tjamba zich niet
slechts bepalen tot het ageeren op eigen gebied, maar moest
zij ook offensief optreden in Zuid-West-Boni, met opdracht de
vijandige elementen in dit gebied te onderwerpen en de leiders
te arresteeren
Den 18en Augustus vertrok de colonne, ter sterkte van 1
compagnie, waarbij het civiel bestuurshoofd der Bergregent-
schappen, over Bantjie naar Liboeroeng, dat den volgenden
dag te 2Yz uur n.m. werd bereikt. Hier bood aroe Liboe
roeng zijne onderwerping aan. Thans bleek, wat gedurende
den patrouillegang der volgende dagen bevestigd werd, dat de
bevolking van deze streek slechts noodgedwongen eene vijandige
houding tegen het Gouvernement had aangenomen. Zoowel
de bevolking als hare hoofden waren het juk van den vorst
van Boni moede, een gevolg van den willekeur en de afper
singen waaronder zij gebukt gingen. Uit overgelegde documenten,
afkomstig van den vorst, bleek dan ook, dat hij niet ten volle
op de trouw van zijne onderdanen in dit gebied had durven
rekenen.
(1) Zie bijlage XX.