87
de patrouillecommandant te Banoea, de Europeesch-sergeant
de Graaf, den 8en Januari den ex-pabitjara van Solo (een der
aanvoerders bij den aanval op onze vestiging te Balangnipa
op 30 Juli 1905) gevangen nam. Den 9en Januari meldde zich
daarop daeng Patanga bij dezen patrouillecommandant.
De patrouille van Batoe-Poetih werd nu aangetrokken bij
die te Tekko, en het doel der patrouilleering was thans de
vervolging van aroe Laboeadja en diens aanhang. Met dezelfde
opdracht bevonden zich in Zuid-Boni afdeelingen van het 19e
bataljon uit WatamponéJ en van de bezetting van Balangnipa.
Toen den 13en Januari bericht werd ontvangen dat aroe
Laboeadja plannen koesterde zich te onderwerpen, zond de
detachementscommandant te Tjamba nog een patrouille naar
Paloekoe, om van daaruit in verband met de andere afdeelingen
de uitvoering van genoemde plannen te bevorderen. Boven
dien werd een detachement gezonden naar Laboeadja in de
Bergregentschappen, teneinde een uitwijken van den vluchteling
naar deze zijde te beletten.
Den 14en Januari bood aroe Laboeadja bijj.den, assistent
resident der Oosterdistricten te Balangnipa zijn onderwerping
aan. Daar thans van eigenlijk verzet in Zuid-Boni geen sprake
meer was, besloot de Gewestelijk Militaire Commandant tot
opheffing van het detachement te Tjamba. Tot het bewaren
der rust in Zuid-Boni werd een mobiel detachement te Balangnipa
geformeerd, terwijl den militairen commandant van Pangkadjéné
werd opgedragen van tijd tot tijd te doen patrouilleeren in de
voormalige Gowasche enclave Gattarang-Matinggi. Ingevolge be
sluit van den Gewestelijk Militairen Commandant keerde den
len Februari 1906 de bezetting van Tjamba naar Makasser terug.
B. Pangkadjéné. In Hoofdstuk II werd medegedeeld welke
taak aan de bezetting van Pangkadjéné vóór en gedurende
de expeditie naar Boni was toegedacht (zie voorts de instructie
van den Militairen Commandant dd. 20 Juli 1905) De
bestaande sterkte van 3 officieren en 100 minderen werd
daarvoor voorloopig voldoende geacht.
(1) Zie bijlage VIIc.