28 Artikel 3. De patrouilles moeten minstens een sterkte hebben van 50 geweerdragenden; voor de bewaking van het bivak kan overdag met 50 geweerdragenden worden volstaan. Artikel 4. Aan het verbod tot het dragen van wapenen moet streng de hand worden gehouden. Zij, die op eerste aanmaning hunne wapens niet afleggen, worden als vijanden beschouwd. Bij het eventueel doorzoeken van huizen moet tegen vernieling en roof ten strengste worden gewaakt. Artikel 5. De bivak-commandant zal er naar streven alle vuurwapens in zijn gebied te doen inleveren. Als middel om hiertoe te geraken wordt aanbevolen het aanhouden niet arresteeren echter van hoofden, waarvan met eenige zekerheid wordt verondersteld, dat zij of hunne onder- hoorigen vuurwapens onder hun berusting hebben. Artikel 6. Lichte zieken of gewonden worden in het bivak verpleegd, ernstige zieken worden naar Makasser gezonden. Artikel 7. Door den bivak-commandant wordt een dagboek aangehouden, waarin in beknopten vorm al het wetenswaardige op militair en politiek gebied wordt opgeteekend en waarvan wekelijks een uittreksel aan den Expeditie-commandant wordt gezonden. Van belangrijke voorvallen en gebeurtenissen en van spoedver- eischende gevallen wordt onmiddellijk bericht aan den Expeditie commandant gezonden. Het N. deel van de vlakte van Gowa, vallende buiten de grenzen van het patrouillegebied van Pakatto en van Limboeng, wordt van uit Makas ser bezocht. Het gebied O. van Pakatto wordt door het te Bonto-Parang gelegerde detachement afgepatrouilleerd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1916 | | pagina 172