E. DE VERPLEGING. Zie Bijlage I, punten V, VI, VIII, en XI Bijlage II. I. Grondbeginselen. Bij de lste Brigade geschiedde de verpleging, vanaf het oogen- blik van oprukken in Z. richting, zooveel mogelijk als in oor logstijd. Daartoe was deze brigade uitgerust met een verple- gingstrein, bestaande uit 60 karren, een veldslachterij met 2 auto's voor vleeschvervoer en een veldbakkerij, bestaande uit 5 rijdende veldbakovens. Bij de andere brigades was de oorlogstoestand uit een ver- plegingsoogpunt slechts in zooverre nagebootsf, dat, zoolang deze duurde, geene kwartiermakers, dus ook niet de Brigade- Intendant (B.I.), mochten worden vooruitgezonden naar plaat sen, welke vóór het front der troepen lagen. II. Voorbereiding. Een hoofdofficier der Intendance was aangewezen als Chef- Intendant (Ch. I.) bij de leiding. Deze was tevens belast met de zorg voor den inhuur van de noodige transportmiddelen en de verstrekking van wollen dekens. Bij iedere brigade was een kapitein-intendant als B.I. ingedeeld. In Augustus 1915 hield de Ch. I., vergezeld van de B. In. en een kapitein van den Generalen Staf, eene verkenning van het manoeuvreterrein. III. Aanschaffing van het benoodigde, enz. Brandhout en ligstroo werden plaatselijk bij de bevolking aangekocht. Gras werd, voor zoover mogelijk eveneens plaatselijk aan gekocht, overigens betrokken van een aannemer te Padalarang. Rijst en gaba werden geleverd door een aannemer te Tjikampek. Vleesch werd dagelijks betrokken van een aannemer te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1916 | | pagina 56