Bijlage XI. BLAUWE DIVISIE. Bandjar, 19-9-17. No. 3. Geheim. Zooals UHEG. uit mijn hiernevensgaande „Instructie voor den Commandant van het 21ste Bataljon" dd. 19-9-'17 kan blijken, heb ik, het geven van tegenbevelen willende vermijden, geen veran dering gebracht in het bepaalde in de bij schrijven van 30 Augus tus j.I. No. 1530, geheim aan U uitgereikte Instructie, waarbij het op 21-9 uit Madja vertrekkende Eskadron Legercavalerie voor- loopig te Uwer beschikking werd gesteld. Evenwel zal het door mij bijzonder op prijs worden gesteld, in dien aan deze Cavalerie wordt opgedragen uit te vorschen, welke de groepeering en opstelling is van de vijandelijke strijdkrachten ten Z. van Cheribon op het tijdstip, dat het tot een beslissende ontmoeting mocht komen. Voorts deel ik U mede, dat, na vereeniging der beide Brigades, door mij over de Legercavalerie strijderswielrijders onder bevel van Majoor Rauh zal worden beschikt, ten einde mij de gegevens te verschaffen, noodig om voor de verdere handelingen van de onder mijne bevelen staande troepen de noodige aanwijzingen te kunnen geven. In verband hiermede moet mij tijdig worden bericht, waar het gros van bedoelde Legercavalerie alsdan is opgesteld, om mijne bevelen te kunnen ontvangen. Ter zake zullen door U aan Majoor Raub bevelen zijn te geven. Een afschrift van dit schrijven is aan den Commandant der Le gercavalerie te Madja gezonden. De Divisie-Commandant, (w. g.) MAC GILLAVRY. Aan den Commandant van het 21ste Bataljon te TJ1LIMOES.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1918 | | pagina 161