46
Inf. met een sectie geweermitrs. Hierop besloot de detachements
commandant zoo spoedig mogelijk de stelling bij -6- 543 aan te
vallen.
Middels vlaggen kon steeds verbinding met de Art. worden
gehouden. Daar waar het rijpad zich ten Z. O. van -6- 650 naar
het O. buigt, werd een goede opstellingsplaats voor de geweer
mitrs. gevonden, van waaruit die van den vijand zichtbaar waren.
Ook de Art. kon deze onder vuur nemen.
Te 1.30 n. werd -6-543 door Inf. II bezet en daarna ook de
voorliggende hoogterug in bezit genomen. Nadat om 2.30 n. het
detachement Visscher zich aldaar yereenigd had, werd naar Koe-
ningan opgerukt, aldaar de 3e Brigade aangetroffen en bivak
betrokken.
Het gros der 2de Brigade marcheerde om 7 v. van Rantjah af
en bereikte om 7 n. Tjiniroe, alwaar bivak werd betrokken.
Voor den afmarsch werd nog aan den commandant der voor
hoede opgedragen om de paden van Soebang naar het N. O., N.
en W. door Cavaleriepatrouilles te laten verkennen, terwijl verder
de op den marschweg uitkomende paden door groepen Inf. moes
ten worden afgesloten om waarneming der colonne en Treinen
door den vijand te beletten. Deze groepen zouden na volbrachte
taak aansluiten achter den Vpl. T. Behalve het binnenkomen der
hiervoren vermelde berichten van het detachement Visscher ge
beurde er dien dag overigens geen bijzonders.
f. Verrichtingen van de 3e Brigade.
Den 21 sten September 9 n. werd het marschbevel uitgegeven
voor den volgenden dag, welk bevel naar aanleiding van de daar
na ingekomen berichten in den ochtend van 22 September vóór
den afmarsch werd aangevuld (Bijlage XXXIII).
Punt 4 van dit bevel was het omtrent den vijand bekende be
richt van het terugtrekken van 1 eskadron Cav. in de richting van
Darma; de compagnie, die op 22 September over die plaats mar
cheerde, slaagde om 9 v. er in een gedeelte van het vijandelijk
eskadron, waaronder den commandant, buiten gevecht te stellen.
Nadat van het detachement te Kadoegede (W. Sr. en divisie Mar.
O. Java) de noodige inlichtingen waren ingewonnen omtrent