52
duisternis moesten zij terug zijn hadden zij echter niet kun
nen opmaken, of T. 206 al of niet door vijand bezet was.
Aan den commandant der 2de Brigade werd door den Divisie
commandant verzocht persoonlijk op 24 September met zijn chef
van den staf en A. C. van Tjiniroe af te marcheeren en zich te
melden bij den Divisiecommandant. Het gros der 2de Brigade te
Tjiniroe moest om 7 v. van Tjiniroe afmarcheeren via Longkewang
en Kadoegede pl. 25 naar Koeningan pl. 23, waar nadere bevelen
zouden volgen.
De Legercav. te Tjipedes met onderofficiersposten in den Z.
rand van Tjiheulang, den N. rand van Widara en W. rand van
Tjipedes, zond na het weder intreden van den oorlogstoestand
op 23 September drie patrouilles uit, respectievelijk via Antjaran
naar Tjidjoho 1, naar Tjilowak en naar Sindangbarang. De beide
eerstgenoemde patrouilles hadden het marschbevel voor 24 Sepr
tember (bijlage XXXIX) bij zich voor de W. Sr., met wie zij ver
binding hadden te zoeken. t
Om 5.20 n. werd van de patr. te Tjilowak pl. 19 bericht ont
vangen, dat de vijand stelling had genomen in de lijn Kroetjoek 1
Tjikasoh en de eigen troepen voorposten hadden betrokken
in de lijn Tjiladja Tjilowak -Tjirandang.
Om 6 n. van 23 September meldden zich de W. Sr. te Tjipedes;
zij namen de beveiliging van de Legercav. over en zonden een
sectie naar den N. W. ingang van Tjimaranten met opdracht, in
verband met het ingekomen bericht, dat roode Cav. te Sindang
barang legerde, den weg aldaar af te sluiten, totdat op 24 Sep
tember de Legercav. en W. Sr. den viersprong N. van -ó- 292 in N.
richting hadden gepasseerd.
Om 9.15 n. kwam bij de Legercav. nog een bericht binnen om
trent de opstelling van den rechtervleugel van de voorpostenlinie
der eigen troepen te Tjiladja.
Inmiddels was aan den A. A. C. opgedragen om de hieronder
vermelde verkenningen te doen en wel om de volgende redenen.
Aangezien bij het voorwaarts gaan van uit Koeningan wellicht ge-
stooten zou kunnen worden op weerstand in den Z. rand der kam
pongs Kroetjoek 1 Tjikasoh, voorts de vijand niet zou nalaten
den rug T. 206, zijnde de meest aangewezen stelling voor zijne