INDISCHE KRIJGSKUNDIGE VEREENIGING
BIJEENKOMST OP 20 JUNI 1921.
De Kolonel van Lith:
De titel van het onderwerp, dat ik heden avond ter sprake wil
brengen is TOEPASSING DER FOTOGRAFIE BIJ TERREIN
VERKENNINGEN EN KAARTEERINGEN.
Door in uitzicht te stellen ook het nut van de fotografie voor den
verken ningsdienst te bespreken, meende ik belangstelling
te kunnen wekken in ruimeren kring voor een onderwerp, dat die
belangstelling m. i. zoo ten volle verdient. Anders had vermoe
delijk menigeen onder U gedacht Nu ja, die kaartenmakerij inte
resseert mij niet, daar heb ik toch geen verstand van. Maar
terreinverkenning, ja, daar voelt ook de niet-topograaf wel wat
voer. Toch wil ik over waarneming, opheldering en verkenning
slechts enkele opmerkingen van algemeenen aard maken en wel
omdat ik de nadere uitwerking van de door mij voorgestane denk
beelden veilig aan de in dat opzicht meer deskundige heeren van
den generalen staf en die van de artillerie kan overlaten.
Ik wil dus het voorbeeld volgen van den schoenmaker, die zich
bij zijn eigen leest wil houden.
In de eerste plaats den ophelderings- en verkenningsdienst in
beschouwing nemende, breng ik in herinnering dat het doei daar
van is aan den commandant van een troepenmacht gegevens te
verschaffen omtrent den vijand, niet alleen omtrent de sterkte en
samenstelling, maar vooral ook omtrent de opstelling in het terrein.
Beschikt men over goede militaire kaarten, dan wil men daarop
zien aangegeven, welke punten door den vijand zijn bezet, om
daaruit zoo goed mogelijk de bedoelingen van de tegenpartij te
kunnen afleiden. Zijn de kaarten onbetrouwbaar of ontbreken zij
geheel, dan verwacht men tevens van de verkennende afdeelingen
enkele gegevens omtrent de topografische gesteldheid van het door
den vijand bezette terrein. Voorzeker een moeilijke opdracht Ik
verwacht dan ook geen tegenspraak als ik beweer, dat de taak
van den verkennings- en ophelderingsdienst een buitengewoon