97 worden en in den nacht van 17 op 18 ongeveer de helft van het resteerend gedeelte en de andere helft den volgenden nacht. Berichten van beide zijden vermelden mistig weer. Terwijl in de Anzac streek de afstand tot de kust gering was en voor dekking van den terugtocht, indien de vijand zou opdringen slechts enkele steunpunten noodig waren, had men bij Suvla drie opname stellingen moeten voorbereiden. Het front was daar in twee deelen verdeeld: de scheidingslijn liep door het Zoutmeer. De stellingen zijn op de schets nader aangegeven. Zij zouden alleen bij noodzaak bezet worden, daar de troepen zooveel mogelijk rechtstreeks naar het strand moesten doormarcheeren. Lala Baba was speciaal versterkt. Er waren mijnen gegraven onder de Turksche loopgraven en tredmijnen lagen in de Engelsche verbindingsloopgraven, met uitzondering van bepaalde passages, kenbaar aan een rand witgekalkte steenen. Indien er een matige zuidelijke wind door zou staan, liep men kans, dat het inschepen aan de bestaande aanlegsteigers niet mogelijk zou zijn en zelfs dat de pieren het niet zouden houden. Daarom had de marine reeds dadelijk rekening gehouden met de noodzakelijkheid aan de open baaien te moeten inschepen, en was een zoo groot mogelijke reserve aan kleine booten uitgetrokken. Het het oog op de kans van vijandelijk vuur waren de hospitalen met hun personeel intact gelaten. Men rekende er op, na de ont ruiming, indien noodig, een wapenstilstand te vragen om zoo mogelijk de gewonden nog mede te nemen. De schepen waren den 17en geconcentreerd te Kephalos. Om een ontdekking van deze verzameling te voorkomen, hielden sterke luchtpatrouilles vijandelijke vliegtuigen op een afstand. De slagschepen Prince George en Cornwallis, eenige monitors en jagers lagen gereed om de Turksche artillerie eventueel te antwoorden. Om 6 uur werd het donker en de transportschepen, waaronder ook de oorlogsschepen Hannibal en Magnificent (van welke de torens afgebroken waren) kwamen hun aangewezen plaatsen bezetten. Om 1.30 begon, nadat de laatste kanonnen waren ingescheept de terugtocht, „the land mist as a pillar of cloud separating the Crescent from the Cross." Er waren voor den linker sector bij Suvla 3 inschepingsplaatsen: West Beach, Little West Beach en Suvla Cove, welke laatste bestemd was voor de achterhoede. Groot gemak werd bij het geven van de bevelen ondervonden van de stiaat- namen aan de loopgraven en verbindingen gegeven. Voor de 39e en 88e bri gade was er op gerekend, dat die niet meer in de 3e stelling stand zouden behoeven te houden, daar die zooveel korter was dan de andere stellingen. De 32e en 33e brigade embarkeerden bij Suvla Cove, en West Beach, de 88e en 39e bij Little West Beach. In den nacht van 18 op 19 waren er nog 3 secties veldartillerie, die geleidelijk werden teruggenomen, zoodat er 's morgens maar 3 stukken over waren. Bijna alle muildieren waren ingescheept. Er bleven voor den laatsten nacht 5114 man over, die om 3 v.m. alle geëmbarkeerd waren. Een ruim gebruik was gemaakt van telefoonverbindingen van het hoofdkwartier naar de brigades en verder naar de kleinere onderdeelen. Op belangrijke knooppunten waren controle posten opgericht, om daardoor van alle ver plaatsingen op de hoogte te zijn. Na het passeeren van alle voor zoo n post opgegeven onderdeelen, rukte het station in, de telefoon medenemend. Men had de voorzorg genomen de bezetting der loopgraven dien avond regelmatig af te lossen en zelfs werkploegen uitgezonden om, zooals gewoonlijk de noodige reparaties te verrichten speciaal aan de versperringen. Om zacht te loopen droegen de manschappen stukken van zakken over hun schoeisel. Om 7 uur was de bezetting ad 4614 man in de voorste loopgraven reeds tot 3241 verminderd. Om 7.35 vielen de laatste gewone kanonschoten der 2 veldstukken en het bergstuk, die daarna teruggenomen werden. Toen was de 2e linie bezet door 200 man van de 32e brigade en 200 van de 88e (hoogte 10), om eventueel het teruggaan der andere troepen te dekken. Om 9 45 waren er slechts 877 man in voorste linie (over een front van ruim 4 K.M.). Om 1.15 werden de voorste loopgraven ontruimd, zooals dit te voren time-tabled was. De toestand was dus wel kritiek, doch indien de Turken iets zouden bemerken, konden zij toch niet anders dan voorzichtig en dus langzaam volgen. Ondertusschen werden de gewone bivakvuren zorg vuldig aangehouden. Om 9 uur waren de voorste verbandposteu deels naar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1922 | | pagina 101