fis
donker gemist had. Bij gunstig weer was er feitelijk tot Suvla Baai overal
volop gelegenheid tot landen.
Nemen wij daarvan alleen de gunstigste strook bij Anzac van 3-K.M.
lengte, dan zouden daar alleen reeds 8 of 9000 man kunnen landen,' als
eerste echelon.
Nemen wij verder aan, dat de transportschepen tot 1 K.M. uit de kust
voor anker zouden liggen, dan konden de sloepen van het eerste echelon
ha twee uur het volgende echelon aan den wal brengen.
Verder zou er op gerekend moeten worden, dat de ontscheping van het
le echelon kort na het aanbreken van den dag zou plaats hebben, zoodat
dus tusschen 7 en 8 uur bij Hellas fi bataljons en bij Gaba Tepe minstens
16 bataljons aan wal zouden zijn, eventueele vertraging door de verdediging
veroorzaakt, niet meegerekend.
De hier tegenover gestelde macht van vermoedelijk, (de werkelijke
sterkte is niet na te gaan) totaal 24 bataljons (stellende de 2 divisies elk op
3 Regimenten van 4 Bataljons) zou niet in staat zijn deze 32 overal terug
te dringen.
Gaan wij nu den werkelijken toestand op het schiereiland Gallipoli na,
dan valt dadelijk op, dat er aan de Zuidpunt verschillende kleine landingsge
legenheden waren, die ook alle gebruikt zijn. Mochten de afdeelingen
voor de kustbewaking aangewezen, een of meerdere landingen niet kunnen
afslaan, dan zouden de andere afdeelingen zich spoedig ook in den rug be
dreigd zien hoofdzakelijk een gevolg van de haaksche ligging der lijnen
X-Y en W-V-S ten opzichte van elkaar, terwijl vobr wat V. en W. be
treft, de landing bij S. ook het karakter van een omvatting draagt.
De gesteldheden van het terrein, vooral het gemis aan een gunstig we
gennet maakte, dat de aanvaller meer vrijheid van beweging bezat dan de
verdediger. Het was voor Hamilton betrekkelijk gemakkelijk over zee een
of meer bataljons snel te verplaatsen. Hiervan is b.v. gebruik gemaakt bij het
inzetten van de Inniskilling Fusiliers en het Border Regiment bij W. Doch
wegens onnaspeurbare redenen, is er geen gebruik van gemaakt om direct
bij Y, waar geen weerstand was, te landen, wat maar geland kon worden.
De landing in het Zuiden als een geheel beschouwend, kunnen wij de
Anzaclanding de tweede noemen, een diversie schijnend, doch inderdaad een
omtrekking, den verdediger in zekeren zin verrassend.
Tegenover deze beide landingen stonden 2 divisies van de Turken. Om
12 uur ongeveer was de 9e divisie geleidelijk ingezet tegen het Zuidfront en
was de 19e divisie in vol gevecht met de Anzac troepen.
Eenige reserve was dus niet meer beschikbaar bij de middelste 3
groepen, waarin het Turksche leger was verdeeld.
Wel was hier de verdediger ook verdacht op een landing in de om
streken van Ari Burnu, doch dat sluit nog niet in, dat de gelijktijdigheid van
beide landingen geen verrassing was.
De sterkteverhoudingen (in bataljons) blijken het duidelijkst uit onder
staand overzicht.
Geland uit de reserve Totaal:
vóór den nacht.
8 B.ons. -|- 3 versterking
2 doch 2 bij V, (R. Clivej
1 blijven buiten actie, geeft
11 2 9 Engelsche
Bataljons tegenover
12 Turksche.
Bij Anzac 20 Bataljons tegenover 12 Turksche.
Uit die verhoudingen blijkt wel, dat op den 25sten de Turken sterk
genoeg waren om in aangeleunde stellingen de beide landingen tegen te hou
den, doch niet om de gelande troepen terug te werpen.
Alleen op de kaart oordeelend en zonder volledige kennis van terrein
en omstandigheden (dus niet veroordeelend) moet toch de vraag gesteld
worden of niet een betere handelwijze ware gevolgd, indien de commandant
der Maidosgroep een tactiek van langzaam teruggaan der kustdetachementen
had gevolgd, om daarna zoodra de gelegenheid gunstig was, met de be
schikbare macht een aanval te doen op een der gelande groepen. Was daar-
39 Div. R. N. D.