rs schieten van de buiten forten groote Turksche legers te binden, zoodat geen optreden daarvan tegen Egypte mogelijk zou zijn. (ad 4) Ook zouden dan geen versterkingen uit de bedreigde streken kunnen worden afgezonderd naar den Kaukasus.2) (ad 5) Men zou ook Turksche krachten hebben kunnen binden door een optreden in Mesopothamië, doch dit zou enkel den Russen in den Kaukasus ten goede komen, en Egypte zou dan bloot liggen voor een inval van het leger in Syrië. (ad 6) Indien men slechts aan een zijde van de Dardanellen deze be- heerschte, zou de scheiding reeds tot stand gebracht zijn. (ad 7) Hiertoe moest men de beide oevers beheerschen, daar anders zelfs met steun van de marine de doorvaart niet veilig zou zijn voor handelsschepen. In het algemeen was men van oordeel, dat het een onderneming was, die men, zoo het tegenviel, kon beëindigen zoo men wilde en zonder schade. Alleen Lord Fisher, First Sea Lord of the Admiralty, die reeds eenmaal „not without dramatic intensity- had left the Council table", doch toen op verzoek van Lord Kitchener zijn plaats hernomen had, wilde de verantwoording niet mede dragen, toen op 14 Mei besloten werd nog meer schepen beschikbaar te stellen, en nam zijn ontslag daags daarna. VIII. SHIP AND SHORE. Om een onpartijdig oordeel te vellen over het nemen van het besluit tot het forceeren van de Dardanellen, zonder steun van een landleger, moet men nagaan op welk standpunt de meeste deskundigen zich voor dien gesteld hadden. We lezen daaromtrent in het in 1913 uitgekomen werk „In leiding tot de maritieme strategie en zeetactiek" door'O. J. W. Putman Cramer onder het hoofd „Kustversterkingen" o.a. het volgende: „Bij een optreden van een scheepsmacht tegenover kustversterkingen is eerstge noemde zeer in het nadeel. Behalve, dat de schepen door de bewegelijkheid van het opstellingsvlak der kanonnen reeds erg ten achter staan, biedt een kustversterking een ondankbaar doel. I.s het een koepelfort, dan zijn de koepels zeer kleine schijven, bovendien zoo goed gepantserd als dit met geen enkel deel van het schip het geval is. Is het een open batterij, dan moet hiervan stuk voor stuk tot zwijgen worden gebracht, want zulk eene batterij is steeds zoodanig opgesteld, dat de gelukkigste treffer altijd maar één stuk tot zwijgen kan brengen'. Zulks zal zeker mogelijk zijn, indien elk stuk gedurende eenigen tijd aan 1) Deze motivcering ziet er vrij onvoldoende uit en maakt sterk den in druk, dat men hoopte dat die concentratie en die beschieting voldoende zouden zjjn, zonder dat men in een werkelijk gevecht hetzij te land of ter zee per soneel en materieel zou behoeven te wagen. Ook ziet zooals trouwens de geheele opzet het er naar uit, dat men aan de zjjde der politici de militaire moeilijkheden niet zoo zeer licht telde, als wel licht deed voorkomen, om maar een begin te maken met het lang hegeerde „openen" der Dardanellen. 2) Het 3e Turksche leger was op 4 Januari '15 totaal verslagen. Van de 90.000 man keerden slechts 12.000 terug. Da anderen waren gesneuveld, ge vangen genomen, verhongerd, in de sneeuwbivaks bevroren of aan vlektyrhns bezweken. Op 12 Februari stierf hieraan ook de legercommandant Hawis Hakki Pascha. In Mei bereikten van de gezonden 20.000 recnten slechts een derde deel het leger: ziekten, slechte verpleging en desertie dunden de ge lederen. In Januari wilde Lnver. die het Commando na zjjn nederlaag aan Hawis Hakki Pascha had overgegeven en naar Constantinopel was teruggekeerd, het 5e legerkorps inschepen en naar Trebizonde zenden. Het 5e legerkorps (be- boorend tot het le leger, hetwelk onder bevel van L. v. S. stond) lag toen bfl Skutari. L. v, S. die van oordeel was, dat het in den Kaukasus geen nut meer kon hebben, nog een leger in te zetten, opponeerde met alle kracht. Dat leger zouz-i dringend noodig kunnen zjjn, indien de Geallieerden rechtstreeks tegen Constantinopel optraden, wat onmiddellijk na de nederlaag der Turken zeer goed verwacht kon worden. Pe, invloed van het Duitsche gezantschap was noodig om te maken, dat het 5e Jeger niet weggezonden werd. 3) Daarom noemde de Fransche minister van Marine Augagnenr het plan „prudent et prévoyant".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1922 | | pagina 19