In deze schets, welke mij na het verschijnen van de Kunst van ongehoorzaam zijn door een luitenant werd aangebracht, komen meerdere uitspraken voor, welke waard zijn te worden overdacht. Ik mag wel volstaan met mij af te vragen, of Maarschalk Grouchy niet anders zou hebben gehandeld, als hem duidelijk voor oogen had gestaan, dat hij de zaak zijns Keizers ook kon dienen door ongehoorzaam te zijn. Onbekwaam was hij niet. Dit is de bevel hebber van Napoleon, van wien de Dir. Off. van Gez. Dr. A. Kits van Heyningen in zijn proeve van een aanvulling op het beoor- deelingsvoorschrift (Orgaan der N. I. O. V. van Maart 1935) schreef„Dan, als door zijn toedoen Napoleon is verslagen en het lot van zijne afdeeling geheel van hem afhangt en hij geen be velhebber meer boven zich voelt, ontwikkelt als het ware über- nacht zich bij hem een leidersgave, die hem in staat stelt zijn legerafdeeling ongeschonden door den vijand heen terug te bren gen in Frankrijk". De ongehoorzaamheden van allen dag. Dit falen van de aanvoerders is geen uitzondering. Het is norm, het is een gewoon menschelijk verschijnsel en ieder onzer, die niet bewusteloos door zijn diensttijd gaat, weet tal van voorbeelden van zulk falen. Het wordt niet veroorzaakt door onvoldoende vak kennis, doch door de zenuwstorende invloeden, de gevaren en de geestelijke en lichamelijke vermoeienissen, waaronder wij onzen arbeid moeten verrichten. Majoor Du Croo haalt tal van voor beelden aan van zulk falen in den oorlog. Wij mogen hem dank baar zijn voor het voorbeeld van Königgratz, waar niettegen staande het falen der hoogere bevelhebbers toch een overwinning werd behaald „door de besluitvaardigheid van compagnies- en sectiecommandanten en de dapperheid van den uitmuntenden Pruisischen soldaat". Bij het opstellen van mijne beschouwingen over de kunst van ongehoorzaam zijn is mij wel degelijk bekend geweest, dat men door het falen van de hoogere (hooger dan men zelf is) comman danten voor de keuzedomme gehoorzaamheid of eigenmachtig optreden wordt gesteld. Ik heb me indertijd laten weerhouden deze zijde van het probleem der ongehoorzaamheid te belichten, doch nu in het artikel „Over Aanvoering en Aanvoerders" (I. M. T. 1935, Nr 1) de zwakheden van den mensch zoo zijn blootgelegd, lijkt het mij zeker van belang door enkele voorbeelden ontleend aan het dagelijksche leven en waarlijk gebeurd, te laten zien hoe men in omstandigheden geraakt, waarin men vanzelf tot geheel gemotiveerde ongehoorzaamheid komt, althans degenen bij wie reeds een verlangen naar daden en naar verantwoordelijkheid is gewekt. De lijdelijk gehoorzamen zijn als regel degenen, die geen drang naar daden hebben en die zich graag achter het ontvangen bevel verschuilen. 9

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1935 | | pagina 11