in om twee wilden, die koppen hadden gesneld, te straffen. Gebruik makende van zijn moreel overwicht arresteerde hij de beide boosdoeners en zond hen naar Ternate. Zoo was hij dus ongehoorzaam geweest en eenigen tijd later, toen zijn rapport en misschien ook het rapport van het Binnenlandsch Bestuur bij den Generalen Staf was ontvangen en behandeld, kreeg hij een door den Legercommandant Generaal Van D aaien geteekende beris ping. Zijne Excellentie had er echter met potlood eigenhandig naast geschreven Goed zoo Een dergelijke uitspraak vond ik vermeld van Generaal Van Heutsz, of misschien wel van Generaal Van Daalen op Atjeh. Een luitenant was ongehoorzaam geweest naar den vijand toe. De beslissing van den Generaal luidde „hij moet worden gestraft, maar niet te hard, want dan doet hij het nooit meer". Ontoerekenbaarheid van commandanten. Wij moeten er op rekenen, dat commandanten ook in dit opzicht menschelijk zijn, dat zij onderhevig zijn aan de zenuwstorende invloeden van den dienst en vooral ook van het gevecht en dat zij, daaraan geen weerstand biedende, verkeerde bevelen geven of in het geheel geen bevelen geven. Daarvan zijn verschillende voorbeelden bekend, doch het is pijn lijk zulke gevallen aan de vergetelheid te ontrukken. Het is zeker niet gemakkelijk ontoerekenbaarheid te herkennen, behou dens dan in de sterk sprekende gevallen. Schildwacht ongehoorzaam aan het bevel van zijnen korpscom mandant. Tijdens een meerdaagsche oefening inspecteerde ik een wacht en aan den schildwacht beval ik mij zijn karabijn te over handigen. Ik wenschte dit wapen te bezichtigen. De schildwacht weigerde mij zijn karabijn af te geven. Naar de reden daarvan gevraagd antwoordde hij, dat hem was geleerd, dat hij zijn wapen alleen aan zijn wachtcommandant mocht afgeven en aan niemand anders. Ongehoorzaamheid van een fuselier aan zijn luitenant-sectie commandant tijdens het gevecht. De sectiecommandant van wien wij wisten, dat hij een buitengewoon voortvarend officier was en die dan ook spoedig de Militaire Willemsorde verwierf, vertelde mij het volgende. Bij zijn eersten aanval op een op een bergtop gelegen inlandsche versterking liep hij te hard van stapel. Een oude krijgservaren fuselier, die den toestand met een koel hoofd overzag, begreep, dat op dat oogenblik de stand van het gevecht die voortvarendheid niet wettigde. Hij hield den sectiecomman dant bij de beenen vast en zei„niet zoo hard, luitenant". Daar mee bracht hij zijn jongen commandant tot bezinning. 11

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1935 | | pagina 13