op de veranderde omstandigheden. Met goeden wil kan bij het
onbevoegd gegeven bevel worden gedacht aan het verkeerde
bevel, aan het bevel van den onvolmaakten meerdere en van den
meerdere, die onder den invloed van een moreele depressie, van
zenuwen of van alcohol, feitelijk ontoerekenbaar is. Ik geloof, dat
in ons leger machtsoverschrijding en misdadig bevel tot de uit
zonderingen behooren. Daarentegen brengt de onvolmaaktheid
van den mensch mede, dat hij als meerdere ook slechte bevelen
zal kunnen geven. Zooals ik reeds betoogde, zullen deze slechte
bevelen geen uitzondering zijn en naar mijne meening is de min
dere, die uitvoering geeft aan een slecht bevel, wetende, dat het
slecht is, nog veel meer strafbaar dan de meerdere, die het in
domheid, eigenwijsheid, zenuwachtigheid of angst gaf.
Een luitenant wordt opgedragen werkzaamheden aan eenen
vuurmond te doen verrichten en hij beschikt daartoe o.a. over
den parksmid. Hij beveelt dezen iets te doen, bijv. een moer los
te draaien.
De smid zegt„Neen, luitenant, dat gaat niet, want dan schiet
die stang naar voren en dan slaat de enz. stuk".
Luitenant„Houd je mond en doe wat ik zeg".
Bij ons kan de smid een zeer ervaren en technisch goed onder
legd man van 40 jaren zijn en de luitenant een pas aankomend
jongmensch van 23 jaar. Het is dom als hij zoo tot den smid spreekt,
doch het zou van den smid misdadig zijn als hij doet wat de
luitenant zegt.
Dit zijn geen uitzonderingen, dit zijn dingen, die vaak voor
komen, doch waarover men niet meer spreekt, tenzij ze in de
krant zijn gekomen.
Men doet echter eerst langzamerhand de ervaring op, dat onze
militaire wetten en reglementen en vooral ook de wijze, waarop
ze door de commandanten worden gehanteerd, den mindere soms
in moeilijkheden brengen, waaruit geen regelmatige uitweg is
te vinden.
Ook komt men in moeilijkheden, welke men eerst na ervaring en
overpeinzing leert overwinnen
Slechte gehoorzaamheid van luitenant aan zijnen commandant.
De commandant liet zonder eenig verstand van rivieren te
hebben en zonder voorafgaand onderricht zijn troep met paarden
een ondoorwaadbare rivier doortrekken. Aan mij droeg hij op
veiligheidsmaatregelen te nemen en in verband met de stroom-
gesteldheid zorgde ik daarvoor. Toen dat klaar was, beval de
commandant mij die veiligheidsmaatregelen te vervangen door
andere, waarvan ik de nutteloosheid wist. Niettegenstaande in
wendig verzet, gehoorzaamde ik. Ik wil mijzelf niet geheel van
20