DE PLICHT TOT ONGEHOORZAAM ZIJN
door
J. DORMAAR,
Generaal-majoor tit. der Artillerie b.d.
Zooals was te verwachten, heeft het opstel „De kunst van onge
hoorzaam zijn", uitgegeven als Extra Bijlage bij Nummer 11 van
het Indisch Militair Tijdschrift van 1934 eenigen der Lezers er
toe gebracht in het openbaar hunne meeningen terzake bekend te
stellen. Meerderen echter hebben mij particulier, schriftelijk en
mondeling, hunne indrukken medegedeeld.
Aan den Redacteur van het I. M. T. beloofde ik de aan „de
kunst van ongehoorzaam zijn" gewijde beschouwingen te beant
woorden en zoo zal ik mij er thans toe zetten allen, die mij de
eer aandeden van hun belangstelling in het onderwerp te doen
blijken, in de eerste plaats daarvoor mijnen dank te betuigen en
te trachten hen v.z.n. door mijne nadere toelichtingen te bevre
digen. Daarbij zal ik niet nalaten dankbaar gebruik te maken van
de hulp en instemming, welke ik van meerdere zijden mocht
ondervinden, zoomede van nieuwe voorbeelden van goede onge
hoorzaamheid en slechte gehoorzaamheid, welke zij te mijner
kennis brachten.1)
Vooral Majoor H. M. DU CROO en Kapitein J. P. G. SCHMITZ
moeten wij dankbaar zijn voor hunne uitvoerige, door voorbeelden
toegelichte opstellen in het I. M. T. 1934, Nr. 12 en 1935, Nr 1, 2
en 3. Het kan niet hunne bedoeling zijn, dat ik deze opstellen op
den voet volgende alle onderdeelen, welke daartoe aanleiding
kunnen geven, zou bespreken. Dit zou te veel plaatsruimte vergen
en het opstel zou niet gemakkelijk leesbaar worden. Het zou
bovendien den schijn krijgen van een strijdschrift te zijn, terwijl
toch beide Heeren zich in de hoofdzaken niet tegenover mij heb
ben gesteld. Ik moge mij daarom beperken tot de voornaamste
onderdeelen.
1
J) Tot mijn spijt kan ik hier niet over de noodige bronnen beschikken,
zoodat ik moet volstaan met op mijn geheugen te vertrouwen. Ik heb de
voorbeelden niet uit mijn duim gezogen. D.