94. Wij juichen deze bepaling toe, voor zoover zij ons weder een stap nader brengt tot eene algelieele afschaffing van de bepalingen op de huwelijken. Het is algemeen erkend, iedereen weet het, dat die bepalingen, zoo zij al in principe nuttig moeten heeten, stellig in de practijk niet doel treffend zijn, dat een groot deel der officieren ze ontduikt, en een ander deel er financieel onder lijdt. Maar ook het nut van den beperkenden maatregel op zich-zelve moet al zeer gering worden geacht, en zeker weegt het niet op tegen alle nadeelen, daaraan verbonden. Die nadeelen werden, twee jaren geleden, in No. 4 van het tijdschrift //Mars" op eene uitmuntende wijze uiteengezet, en wij zouden zeker, om kracht bij onze woorden te voegen, niet beter kunnen doen dan het toen geschrevene ook in ons tijdschrift over te nemen. Wellicht gaan wij daar toe later over; voorloopig achten we het voldoende, op nieuw de aandacht op de wen schel ij kheid van afschaffing der militaire huwelijksvoorwaarden te vestigendaar deze niets waarborgenmaar veel leed veroorzakenen den officier, noodeloos en onverdiend, in eenen staat van onmondigheid houden. K. Decoratiën. Wij ontvingen een uitgewerkt betoog der wenschelijkheid, dat ook nu en dan eens een Indisch officier met de orde van den Neder- landschen Leeuw versierd werd, zonder dat hij die zelf in Nederland moet gaan halen, zoo als in de laatste jaren uitsluitend het geval is geweest. De schrijver wijst op den geest van ontmoediging, die in de laatste jaren onder de officieren heerscht, op de weinige belangstelling en waardeering, welke hunne verdiensten ondervinden, en gelooft, dat die geest veel door de uitreiking van eenige decoratiën zou verbeteren. De schrijver erkent echter ook zelf, dat, niettegenstaande geen enkele decoratie werd uitgereikt, de geest onder de officieren in den laatsten tijd reeds merkbaar verbeterd is; dat allen thans, ook zonder decoratie, weder met vertrouwen de toekomst te gemoet gaan, en ook met de onversierde, borst ten volle hun plicht zullen doen. Intusschen is de ijdelheid steeds een machtige hefboom, en is het, vooral om der billijkheidswille, voorzeker wenschelijk, dat het Indische le ger, ook op het punt van decoratiën, niet langer stelselmatig bij het Ne- derlandsche, ja zelfs bij de schutterij achtergesteld worde. Na al wat ten deze in de laatste maanden reeds in dagbladen werd geschreven, achten wij het minder noodig, bovenbedoeld uitvoerig betoog in ons tijdschrift over te nemen, en meenen wij ons tot het bovenstaande te kunnen bepalen. Wij verzoeken den geachten schrijver derhalve om vergunning, zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 101