100 echter, bij den snellen stroom der rivieren en de dikwerf voorkomende bandjers, gewoonlijk zeer bezwarend is. Hierbij komt nog, dat de weinige wegen, die het land doorsnijden, slechts smalle voetpaden zijn, aan weerszijden door ellenhooge alang-alang begrensdwaardoor het bij oorlogsmarschen moeielijk wordt, de noodige veiligheidsmaatregelen in acht te nemen. Het land is zeer vruchtbaar, doch nog slechts weinig bebouwd. Alleen in de onmiddellijke nabijheid der doesons treft men ontgonnen gronden aan, terwijl het meerendeel overigens nog geheel woest, en met zware alang-alang begroeid is. De rijstbouw en de veeteelt, waartoe het land bijzonder geschikt is, worden echter op vrij uitgebreide schaal uitgeoefend. Aan den linkeroever der Lematang ziet men prachtige ladangs, die aan de schoonste hollandsche graanvelden doen denken, terwijl de sawah'sdie men meer aan den regteroever van genoemde rivier en in de bergstreken aantreft, voor.de besten op Java niet behoeven onder te doen. Klimaat en bodem leenen zich ook voor den bouw van Europesche groenten, als kool, aardappelen, uien en komkommers, waarvan de Pa- soemah dan ook de Palembangsche markt voorziet; terwijl verder nog tabak, ramehvlas en gambier geteeld worden en welig tieren. Vruchtboomen schijnen weinig aangekweekt te worden, en bepalen zich tot klappaspisang, sagoer en pinangbootnenwaarvan eerstgenoemde in de hoogere streken evenwel niet of zeldzaam voorkomt. Hout vindt men, behalve in de bergen en langs de hellingen van de ravijnen, die de rivieren vormen, bijna nergens, en het weinige, dat voor de hand ligt, is niet veel meer dan kreupelhout. In de bergen worden de boomen zwaarder, doch in hoeverre daar bruikbaar timmerhout gevonden kan worden, zal de ondervinding nog moeten leeren. Bamboe groeit echter overal in groote hoeveelheid, is van goede soort en van kolossale afmetingen. De bamboe-doerie tiert er welig, en levert een uitstekend versterkings middel op. Hoewel de Pasoemahers er wel veel karbouwen als trek- en ploegvee voor hunne sawah's op na houden, is er geen eigenlijke veestapel. Het karbouwenvleesch is echter vrij goed, en smakelijker dan dat op Java. In het wild treft men meermalen herten en varkens aandoch verscheu rende dieren, als tijgers enz of olifanten, die anders in de bovenlanden van Palembang nog al veel aanwezig zijn, ziet men er zelden. Het land wordt bewoond door een volk van gemengde afkomst, dat volgens Junghuhn tut het Batle-ras behoort, en waarschijnlijk ontstaan is

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 107