101
door vereenigingen van vreemdelingen, welke in overoude tijden naar de Pa-
leinbangsche Bovenlanden getogen zijn, met de zich daar bevindende stammen.
De Püsoemaher zelf beweert, dat zijne voorouders van liet rijk Modjo-
pahitop het eiland Java, afkomstig zijn, en grondt deze bewering op
eene overlevering, die daaromtrent bij hem bestaat
Dit verhaal vermeldt, dat zekere Walie Toeaeen lid der vorstelijke
familie van het rijk Modjopahit, naar Paleinbang getrokken zou zijn, en
daar huwde met eene dochter van vorst Iskanderdie te dier tijde op
die plaats zetelde.
Zijn zoon toog van Palembang naar Mennngkerbnoevan waar een zijner
afstammelingen, Atong Bangso, even als zijn voorvader een echte zwerver,
na een avontuurlijken tocht, weder naar Palembang terugkeerde, om in de
bovenlanden een eigen gebied te erlangen.
Hij voer met zijne vrouw, die hij op zijne zwerftocht opgedaan hadde
Moesie en vervolgens de Lematang op, tot dat hij de monding der Pasoe-
rriah bereikte, waar hij zich vestigde. Het punt zijner vestiging noemde
hij Benoea Kling, onder welken naam thans nog eene doeson te dier
plaatse bestaat.
Daargelaten, in hoeverre dit verbaal waarheid bevat, bestaan er wel veel
gronden voor de meening, dat de Pasoerriahersalthans gedeeltelijk, van
Javaansche afkomst zijn, wijl hunne taal vele Javaansche idiomen bevat,
en hunne gewoonten en gelaatstrekken meer overeenkomst met die dei-
Javanen hebben, dan met die der hen omringende maleische volken; zoo
bebouwt de Pasoemaher sawali's, legt waterleidingen aan, en gebruikt
ploegen, waardoor hij zich, althans wat landbouwkundige kennis betreft,
verre verheft boven zijne naburen, die alleen b grip hebben van primitieve
ladangteelt.
Bovendien is er een groot verschil in gelaatstrekken, en is de lichaams
bouw der Pasoemaliers veel meer ontwikkeld, terwijl zijne handelingen
veel ineer energie verraden dan die der hem omringende volken. Een en
ander te zatnen genomen, zal wel voldoende zijn, oin aan te nemen, dat de
Pasoemaliers vroeger tot het Javaansche ras behoorden; terwijl uit de om
standigheid, dat zij een vrij groot bestanddeel der Lampongsche taal over
genomen hebben er toe kan leiden, om te onderstellen dat hunne voorouders
zich met eene Lampongsche volksstam vereenigd hebben.
Het aantal inwoners der Pasoemah wordt op 80,000 zielen geschat.
De Pasoemahers wonen gewoonlijk vereenigd in doesons, die meestal
versterkt zijnen uit een of meer kampongs bestaan. Omtrent de wijze
van versterking zullen later eenige meerdere bijzonderheden medegedeeld
worden. Yoorloopig zij voldoende, dat de doesons meestal door eene aar-