Hoewelzoo als wij straks reeds mededeeldende Pasoemaher zeer gast
vrij is, staat hij echter in welgemanierdheid en vormen verre achter bij
zijne stamgenootende Semindoeërs, die hem ook verre in intellectuëele
en moreele ontwikkeling overtreffen.
De Pasoemahers bedienen zich van het Retjang-schrift, dat uit kleine
rechte lijnen bestaat, die elkander in min of meer scherpe hoeken ontmoe
ten of snijden (Oeloesche letters).
Dit schrift heeft zijnen naam verkregendoordien het met een puntig
voorwerp op een stuk bamboe ingesneden wordt.
In een der veroverde doesons vond men echter een soort van appèl-
lijst der verdedigers, die op gewoon papier geschreven was; zij schijnen
dus thans het gebruik van papier van de Europeanen overgenomen te
hebben.
De Pasoemaher gelooft aan de '/poejangs" of schimmen zijner vaderen.
Afgodsbeelden of priesters worden bij hem niet aangetroffen, hoewel som
mige personen zich wel eens als godsdienst-voorgangers opwerpen, en alzoo
eenigen invloed trachten te verkrijgen.
De Pasoemaher heeft twee heilige wapenen: eene oude lans, Oelas ge
naamd, die als palladium in de doeson Sawah Batoean figureertbenevens
eene kris, Tatos Ardjoenos, te Tandjong Tapoes in bewaring.
Deze poesaka's (erfstukken) zijn, volgens zijn zeggen, door zijne voor
ouders uit Modjopahit medegebracht, en worden door hem als heilig be
schouwd.
In het midden der beide zoo even genoemde doesons stond (ze zijn
gedurende de expeditie verbrand) een stevig klein en laag huisjedat op
eene verhevenheid van steenen geplaatst was, en waarin die heilige voor
werpen bewaard werden.
Verder moet er nog een heilige lilla zijndie in de doeson Gelong
Saktie te huis behoort, en waarvan men verhaalt, dat hij eigenlijk nooit
geladen wordt, maar dat de steen, dien zij weg moet slingeren, voor de
monding gelegd wordtwaarna men het kruit in het stuk afsteekt.
Hoewel deze lilla bij het gevecht bij Penandingan gebruikt moet zijn,
is hij later nooit teruggevonden. De Pasoemahers beweren dat hij te zoek
geraakt is.
De beide eerstgenoemde heilige wapenen zijn gedurende de expeditie
evenmin te voorschijn gekomen, zoodat omtrent hun uiterlijk niets gezegd
kan worden.
De Pasoemahers viuden hun bestaan grootendeels in den landbouw,
welke zich bepaalt tot het aankweeken van rijst, tabak, kloewi (rameh)
en aardvruchten.
106