110 Dat dit besluit ernstig was gemeend, bewezen zij in 1854, toen zij de uitlevering weigerden van den oproerling Radja liang Alam, die de af- deeling Tebing-Tinggi in opstand had gebracht, en, na geslagen en door ons vervolgd te zijn, in de Pasoemah gevlucht was. De kolonel de Brauw, toenmalig Resident van Palembangbesloot daarop, den Pasoemahers eene gevoelige kastijding te geven, rukte daartoe met eene kolonne het land binnen, en strafte de voornaamste doesonsdie in de beschermingskwestie van Tiang-Alam betrokken «aren. Deze tocht is èn voor ons èn voor de Pasoemahers eene belangrijke les geweest. Door de moeielijkhedenwelke de kolonel ondervond bij het binnen dringen van het land, voornamelijk door de rivierovergangen en den be trekkelijk sterken tegenstand, dien de vijand bood, bleek, dat eene onder werping van de Pasoemah geene zoo gemakkelijke taak was. Het was toen misschien toch het goede oogenblik geweest, om dat landschap, onder den indruk der ontvangen gevoelige les, langzamerhand in te lijven, wijl daardoor veel bloedvergieten voorkomenen de Pasoemah-landen in een staat van goede orde in ons bezit geraakt zoude zijn, hetgeen met eene zich steeds uitbreidende geregelde vestiging van ons bestuur, en ontwik keling der productive krachten van het land gepaard had kunnen gaan. jvfu echter is, tengevolge der vele strooptochten, welke de Lasoemahers na 1857 nog steeds voortgezet hebben, en door de expeditie in 1866, noo- deloos veel bloed vergoten, en het land onder ons bestuur geraakt in een staat van wanorde en uitputting, die niet dan eerst na vele jaren geheel hersteld zal kunnen worden, 't Schijnt echter, dat het Gouvernement in 1854, nog onder den indruk der noodlottige gevolgen van onze inmenging in de Balische zaak, vreesachtig was om tot eene uitbreiding van ons gezag over te gaan; althans er werd toen tot geene inlijving besloten. De verdere gebeurtenissen hebben evenwel weder bewezen, dat, wanneer men zich in een vijandelijk land vestigt, uitbreiding van gezag dikwijls noodig is, om hetgeen men heeft te kunnen behouden. Vooral moest deze regel voor eene streek als de Pasoemah-landendie geheel door ons gebied ingesloten wordt, bewaarheid worden. De Pasoemahers hadden door de expeditie van 1854 geleerd, dat hunne doesons, hoe goed ook door omwallingen, grachten en bamboedoerie-hagen, tegen hunne eigene wijze van oorlogvoeren versterkt, echter niet bestand waren tegen aanvallen van beter uitgeruste vijanden; vooral niet, wanneer die van worpvuur voorzien waren. En dat zij uitmuntend van de opge dane ondervinding gebruik gemaakt hebben, zal de wijze van versterking der later te beschrijven doesons ten volle bewijzen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 117