Ill Men beweert zelfs, dat zij, onmiddellijk na den afloop dezer expeditie eene soort van centraal-vesting daargesteld zouden hebbenspeciaal bestemd om, wanneer wij hen later mochten aanvallen als hoofdpunt van verdediging te strekken, en er bestaat wel eenig vermoeden, dat de doeson Moenter- Alam dit punt geweest is. Zeer spoedig nadat de expeditie in 1854 afgeloopen was, gingen de Pasoemahers weder tot hun vroegeren geest van verzet over, en werden daarin niet weinig versterkt door de langdurige en moedige verdediging der versterking, die te Djatie (Goemaij Oeloe)in de onmiddellijke nabij heid van Lahat aangelegd was, en waardoor zij leerden, welk eene macht zij, bij eene goede verdediging hunner versterking, bezaten. Zij herhaalden dan ook telkens hunne strooptochten op ons gebied, en besloten zelfs in eene volksvergadering, die in 1864 gehouden werd, om geen gevolg aan onze billijke eischen te geven, maar volgens de bestaande adats geene vluchtelingen uit te leveren, en, ingeval van een gewapenden inval, een krachtdadigen tegenstand te bieden. Hierdoor werd onze toestand in de Palembangsche Bovenl anden geheel onhoudbaar; en de regeering zag dan ook te recht in, dat het sluiten van contracten met de Pasoemah geen voldoenden waarborg meer opleverde; dat er krachtig gehandeld, en dat het kwaad met wortel en tak uitgeroeid moest worden. Zij deed daartoe de noodige voorstellen aan het opperbestuur in Neder land, hetwelk in November 1864 aan de Indische regering de bevoegd heid verleende, om, zoodra zich op nieuw de noodzakelijkheid tot bestraffing of repressie van den overmoed der Pasoemahers mocht voordoen, zonder verwijl tot de inlijving der Pasoemahlanden over te gaan. Alzoo zijn wij thans genaderd tot het eigenlijke verhaal der expeditie en willen we nu een overzicht geven der plannen, die omtrent de wijze van uitvoering ontworpen werden. De resident van Palembang en de militaire kornmandant van dat gewest veimeenden, dat men bij de inlijving der Pasoemahlanden niet veel te genstand zoude ontmoeten. Deze meeuing zou misschien niet geheel on juist geweest zijn, wanneer men daartoe onmiddellijk had kunnen over gaan na de ontvangst van het bovenbedoeld besluit, of althans de uitvoering daarvan niet zoolang vertraagd was, als werkelijk het geval is geweest. Het is toch bepaald bewezen, dat de versterkingen, die men gedurende de expeditie heeft moeten vermeesteren, met uitzondering van Moenter Alam, allen aangelegd zijn gedurende den tijd, dat de troepen op de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 118