112 grenzen van het land bijeengebracht werdenof wel gedurende den expe ditieled zelve. Had dus de inlijving onmiddellijk na de bekomen machtiging kunnen plaats vinden, dan zou men misschien niet zooveel tegenstand ontmoet hebben, als later het geval was. Hier staat echter tegenoverdat het versterken eener doeson in de Pasoemaheenmaal aangevangen zijnde, door gemeenschappelijken arbeid in onbegrijpelijk korten tijd geschieden kan, zoodat, wanneer men terstond de Pasoemah ingetrokken was, misschien ook wel vele doesons versterkt gevonden zouden zijn. Bovendien was het te voorziendat de vrijheid lievende Pasoemaher zich niet zoo gewillig aan ons bestuur zou onderwer penvooral niet, daar als eerste voorwaarde gesteld werd, de afschaffing der slavernij en pandelingschap. Daar echter de voorvallen, die in 1S64 aanleiding gaven om machtiging te vragen tot de inlijving der Pasoemahlanden, door minnelijke schikking afgedaan werden, kon vooreerst toch niet tot de inlijving worden overge gaan; en wijl de Pasoemahers in 1865 geene aanleiding gaven om den oorlog te beginnenzoo verliep ook dat jaar zonder dat er iets ge beurde. Bovendien kon het in 1865 niet wenschelijk geacht worden, zonder dringende noodzakelijkheid tot eene expeditie naar de Pasoemah over te gaan, vermits toen reeds twee andere expeditiën (Wester-Afdeeling van Borneo en Ceram) in vollen gang, en dus vele troepen aan de beschik bare macht onttrokken waren. Men maakte echter reeds in dat jaar de noodige plannenhoe bij even tueel uitbreken van den oorlog gehandeld zoude worden. De resident en de militaire kommandaut van Palembang bleven van gedachte, dat er geen groote troepenmacht noodig zoude zijn, en ver meenden, dat de in hun gewest aanwezige krijgsmacht voldoende zoude wezen, om de inlijving der Pasoemah uit te voeren. Men wilde daarvoor 600 man aangewezen hebben, die bijeengebracht zouden worden door eene kompagnie, sterk 165 bajonetten, uit het gar nizoen der Beneden landen (hoofdplaats Palembang), en de nog ontbrekende 4-35 bajonetten uit dat der Bovenlanden (Tebing TinggiLahat, lalang Padang en Kepahiang)te nemen. Bij deze macht zouden nog 2 mortieren van 11) duim, en 2 berg- houwitsers van 15 duim gevoegd moeten worden. De militaire kommandaut wi'de die macht in tweeën verdeden en met eene kolonne, sterk p. in. 500 bajonetten, benevens de artillerie, van uit Moeara Doea (Lematang Oeloe) over 'l'ebat Seroet, en met de andere, van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 119