115 De officier van gezondheid 2e klasse H. D. Roskes en de 2e luitenant kwartiermeester E. Rövekamp vergezelden deze troepen. De Indische regeering vond in deze behoorlijk geconstateerde feiten aanleiding, machtiging te verleenenom tot de inlijving der Pasoemah over te gaan, en liet de bepaling van het tijdstip, waarop de operatiën zouden moeten aanvangenaan den militairen kommandant van Palembang, in overleg met den resident van dat gewest, over, daarbij opmerkende dat, alvorens tot vijandelijkheden overgegaan mocht worden, eerst behoorlijk tot klaarheid moest gebracht zijn, dat de Pasoemah hoofden weigerden, om de verlangde genoegdoening te geven. De macht, die voor de expeditie bestemd was, werd bepaaldzooals het legerbestuur voorgesteld had. Het kommando der expeditie werd opgedragen aan den militairen kom mandant van Palembang, den luitenant kolonel der infanterie C. P. Koch. Den 7d™ Maart 1866 ontvingen de te Meester-Cornelis en Wel tevreden aanwezige troepen, die voor de expeditie bestemd waren, order, om den 12d™ d. a. v. aan boord van Z. M. stoomschip //de Cijcioop" en van den gouvernementsstoomer //Hertog Bernard" te embarkeeren. Dientengevolge vertrokken op laatstgenoemden datum van de reede van Batavia: de 2e, /e, 4e, 5e, (inlandsche) en 6e (Europeesche) kompagniën van van het 10e bataillon infanterie onder kommando van den majoor A. W. E. Heijligers een detachement van 50 sappeurs, onder kommando van den 2en luitenant der genie en sappeurs C. A. Rombouts; de officier van gezondheid 2e klasse A. Cochius, en die der 3e klasse C. C. Couwenburg; de adjunct-intendant der militaire administratie L. T. H. Smith5 artilleristen, benevens het hospitaal-personeel. Den 14{ien Maart d. a. v. bereikte men des avonds de monden van de Moesie; den 15den des morgens stoomde de //Hertog Bernard" verder, en arriveerde tegen 6 uur in den avond te Palembang. De //Cijcioop", die 12 uren aan de monden van de Moesie achtergebleven was, kwam den 16d™ 's morgens eveneens te Palembang aan. Den 16den 's morgens debarkeerden de troepen, en werden gedeeltelijk in het fort, gedeeltelijk in daarbuiten staande loodsen gehuisvest. Hoewel het bestuur te Palembang wel in wetenschap was gesteld met de wijzigingendie door het legerbestuur in zijne voorstellen gewenscht werden, kon het evenwel nog niet bekend zijn met de den 7den Maart daarop door de regeering genomen beschikking.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 122